Trouw aan de goot

Charles Bukowski (1920-1994) was een ‘hardboiled’ Amerikaanse veelschrijver, tevens een bij-elke- gelegenheid-drinker en een pak-wat-je-pakken-kan-vrouwenliefhebber. Alhoewel hij geboren werd in Duitsland, als zoon van een Amerikaanse militair met Poolse wortels en een Duitse vrouw, emigreerde het gezin al op zijn tweede terug naar papa’s homeland en dient men zijn achternaam dan ook uit te spreken als Bu-cow-ski. Denk aan cowboy. Zijn roman Vrouwen, stammend uit 1978, en nu geheel en al opgefrist in het Nederlands heruitgegeven, heeft wel iets weg van een rodeo. Niet met paarden, maar met, nu ja, men begrijpt het wel, dames in allerlei soorten en maten.

Of het helemaal waarheidsgetrouw is, doet niet ter zake. Het is een ‘self fulfilling prophecy’. Fictie wordt nu eenmaal graag door sommige lezers voor feit aangenomen. Bukowski cultiveerde zijn imago van zelfkantdichter, dronkenlap en vieze, oude man. Een kluizenaar die haast als vanzelf een goeroe werd. Dat hij nu niet bepaald moeders mooiste was, is daarbij onbelangrijk, maakte hem misschien juist wel interessanter, charismatischer. Er zijn vast hordes vrouwen geweest die wilden weten of hij werkelijk zo’n beest was (in bed). Misschien wel in de stille hoop dat ze hem zouden kunnen temmen.

bukowski vrouwenDe roman opent met de gebruikelijke verklaring dat dit werk uitsluitend een product is van de verbeelding van de auteur. Dat is in dit kader bijzonder grappig want opnieuw voert Bukowski hier de exact zo oude schrijver Henry /Hank Chinaski op. Het literaire spel wordt nog eens versterkt door het opnemen van een motto van Bukowski’s alter ego: ‘Heel wat goede mannen zijn door toedoen van een vrouw onder de brug beland.’ De bio’s van Chinaski en Bukowski sluiten vrijwel naadloos op elkaar aan.

Bukowski’s vader was een bully. Hij was vaak werkloos. Geld was altijd een probleem, slaag was er wel genoeg in de jeugd van Charles. In zijn puberteit kreeg hij last van extreme acne op hoofd en vrijwel zijn gehele bovenlijf. Hij trok zich terug, was een verlegen jongen. Na een afgebroken studie journalistiek, publiceerde hij zijn eerste verhaal op 24jarige leeftijd. Kort daarna zou hij tien jaar niets meer op papier zetten. Hij zwierf een tijdje door Amerika en vestigde zich daarna in Los Angeles, alwaar de meeste van zijn zuip- en neukverhalen spelen. Hij werkte jarenlang als postbode en postsorteerder en publiceerde af en toe vrije verzen in tijdschriften, worstelend met drugs en voornamelijk met drank.

Na zijn vijftigste verschijnen de eerste twee romans Post Office en Factotum, die zijn cultstatus versterkten. Eindelijk wat succes, waardoor ook de (studenten- en vrouwen)fanmail goed op gang kwam. Hij stond gewoon vermeld in het telefoonboek. De kritiek was in die dagen niet mals. Zijn werk zou pornografie zijn – denk ook aan de reacties in Nederland op het op Amerikaanse school gestoelde Ik Jan Cremer uit de jaren zestig – maar dan vergeet men tussen de regels door te lezen. Ja, er wordt heel wat afgepompt, geragd, gepijpt en gebeft, maar dat is alles goed te verdragen omdat de seks gechargeerd is, grotesk. En in die zin eigenlijk eerder mismoedig is dan opwindend. De verlegen jongen van weleer die over een niet onaardig staminee blijk te beschikken.

Vrouwen is een roman vol overcompensatie gelardeerd met zelfspot, die van de heerlijk zwartgallige soort. De vrouwen komen er bekaaid af. Om niet te zeggen: genaaid. Maar is het vrouwonvriendelijk? Eigenlijk niet. Ze worden met alle uiterst begeerlijke hebbelijkheden en vooral ook met de tot waanzin van de man drijvende onhebbelijkheden neergezet, platgedrukt en bijna letterlijk uiteengereten, maar ze blijven, op een enkeling als de hysterische Lydia na, wel overeind. Ze zijn vrijgevochten. (De seksuele bevrijdingsstrijd was pas een goede decennium eerder ingezet.) Meestal zijn de vrouwen en Bukowski aan elkaar gewaagd.

De schrijver die het ongrijpbare in woorden vangt. Waarde destilleren uit de waanzin van alledag. Iemand die zoals Bukowski/Chinaski ‘superieur is en tegelijk doodsbang’ kan bijna niet anders dan naar drugs, drank, gokken of seks grijpen om de sleur te kunnen verdragen. Je drinkt om te vergeten, om te vieren en om iets te laten gebeuren wanneer er niets gebeurt. Een van de vrouwen: ‘Je boeken zijn zo rauw. Ze zijn als mokerslagen, en toch hebben ze humor en tederheid.’

Ontegenzeggelijk waar, al heeft de schaamteloosheid nu eerder iets van een voor een gebochelde, verlegen, aapachtige loser begrijpelijke pose. Een hilarische, stilistisch fijne pose dan toch zeker van iemand die de (lichamelijke) liefde uiterst laconiek tegemoet treedt, zonder vooroordeel, zijn weinig gelukkige jeugd en adolescentie in gedachten. Je moet de liefde ook maar aankunnen.

Wanneer ik als vrouw geboren was zou ik zeker prostituee geworden zijn. Aangezien ik als man geboren was, smachtte ik constant naar vrouwen, hoe ordinairder hoe beter. En toch beangstigden vrouwen – goede vrouwen me, omdat ze uiteindelijk je ziel opeisten, en wat nog van de mijne over was wilde ik bewaren. Diep in mijn hart begeerde ik prostituees, lage vrouwen, omdat ze doods waren en hard en geen persoonlijk beroep op je deden. Er was niets verloren als ze weggingen. En toch hunkerde ik tegelijkertijd naar een zachtmoedige, goede vrouw. Ik was hoe dan ook verloren. Een man die stevig in zijn schoenen stond zo beiden opgeven. Ik was niet zo sterk. Dus bleef ik met vrouwen worstelen, met het idee van vrouwen.

In deze roman die ook gaat over het schrijverschap, de lusten en vooral de lasten van het bekend zijn – beroemdheid die door Bukowski overigens mooi wordt gerelativeerd – komen verscheidene van dergelijke zachtmoedige wezens voor. Maar de schrijver c.q. zijn alter ego weet het steeds weer te verprutsen. Hij vindt dat hij een nederlaag verdient, hij hoort in een gekkenhuis te eindigen. Het schrijven is volgens hem – o, hoe waar – een vorm van krankzinnigheid waarmee op geen enkele wijze te stoppen is. Het werk van Bukowski is literatuur omdat het zogenaamd de grotere kwesties uit de weg gaat.

Het was goed om oud te zijn, wat ze ook zeiden. Het was redelijk dat je minstens 50 jaar oud moest zijn voordat je met enige luciditeit kon schrijven. Hoe meer rivieren je overstak, hoe meer verstand je van rivieren kreeg – dat wil zeggen, als je het schuimende water en de verscholen rotsen overleefde. Het kon soms een hele kluif zijn.

Guus Bauer

Charles Bukowski – Vrouwen. Vertaald door Susan Janssen. Lebowski, Amsterdam. 400 blz. € 12,50.