Een dichter die er nog steeds toe doet

Het is ongeveer een half jaar geleden dat de landelijke poëzieweek in volle gang was. Overal waren dichters te zien, te horen en te spreken, maar er was toch wel één dichter die in de schijnwerpers stond, namelijk K. Schippers. Dat kwam doordat hij het geschenk Buiten beeld geschreven had dat bij een bepaald bedrag aan poëzieaankopen aan de klant meegegeven werd. Nauwelijks zes maanden later is er een nieuwe poëziebundel van K. Schippers, Fijn dat u luistert, en hierin zijn een aantal van de gedichten uit Buiten beeld opgenomen.

fijn dat u luistert schippersDat zijn de minst bekoorlijke gedichten in de hele bundel. Buiten beeld is voor mensen die niet bekend zijn met het werk en de poëtica van Schippers een vriendelijke kennismaking, maar voor anderen was het misschien wel teleurstellend. Waar dat aan ligt? De gedichten in Buiten beeld mogen dan wel, zoals de titel suggereert, over zaken gaan die over het algemeen buiten beeld gelaten worden – de was op reis, de gedachten tijdens het vullen van het bad –, toch vond ik dat Schippers die beelden niet op zijn typerende wijze uitgewerkt heeft. In het gros van zijn gedichten komt de opzet en inhoud als simpel naar voren, maar daarachter gaat een wereld aan ideeën schuil. In de gedichten uit Buiten beeld blijft Schippers slechts hangen op het niveau van het verwoorden zonder die wereld van ideeën op te roepen.

Aan het begin van de zomervakantie las ik Aan de mond van al die rivieren, de poëziegeschiedenis van Redbad Fokkema, en daarin valt op een gegeven moment het volgende te lezen:

In Een leeuwerik boven een weiland (1996) [verzamelbundel van eerder werk, OA] verzamelde K. Schippers, naast problematiseringen van de waarneming van de werkelijkheid, talrijke observaties aangaande taal en betekenis. (…) Schippers doet niet in filosofische taalbeschouwingen, maar geeft visueel onderricht en aanschouwelijk taalonderwijs, waarbij de discrepantie van het medium en het gebruik ervan telkens oplicht. (263-264)

Ik denk dat slechts het eerste wat Fokkema aanstipt, het tonen van de problematische waarnemingen van de werkelijkheid, in de bundel Buiten beeld naar voren komt, terwijl in Schippers’ nieuwste poëziebundeling die taalobservaties en –beschouwingen zich duidelijk aftekenen. De diepte en impliciete opvattingen die in Buiten beeld letterlijk buiten beeld bleven, komen in Fijn dat u luistert zeer sterk naar voren, waarbij Schippers laat zien waarom hij nog steeds een zeer belangrijk dichter is en sinds zijn Zestigers-periode nog steeds zijn gedachtegoed uitdraagt en dat dat nog steeds weet te overtuigen.

Het is bij het openingsgedicht ‘Het overhevelen van gewicht’ al raak. In dit gedicht gaat het om een ontmoeting tussen een ‘ze’ en een ‘je’ en wat die twee uitwisselen kunnen. Niet alleen concrete zaken, zoals een citroen, maar ook ‘de lichtste / passen’. Gewicht krijgt zodoende een dubbelzinnige betekenis en het overhevelen komt eveneens onder druk te staan, want gaat het hier om fysiek of abstract contact? De twee voorlaatste strofen bevatten observaties die niet door signaalwoorden of voegwoorden aan elkaar gekoppeld worden, maar logischerwijs is dit wat de ‘je’ ziet als die de ‘ze’ weg ziet lopen, maar door deze wijze van noteren krijgen die observaties meer gewicht en hevelt Schippers dat gewicht ook over op de lezer. De dubbelzinnigheid in dit gedicht is exemplarisch voor de discrepanties die Schippers altijd subtiel in beeld brengt. Schippers besluit het gedicht vervolgens met:

Alles is naar je toe gekeerd.
Je hoeft ’t niet te bezitten.

Bovendien staat in dat gedicht het kijken centraal, wat bij Schippers niet zo’n vreemd werkwoord is. Het gaat er enerzijds om om te zien wat er gebeurt in het gedicht, anderzijds is het van belang om te kijken hoe Schippers het bekekene over wil brengen op zijn lezers. Het kijken en het verwoorden staat bij Schippers altijd op gespannen voet met elkaar. Het gedicht ‘Beginselen’ opent als volgt:

Hoeveel dozen gezien voor ik
aan een doos dacht,
aan een deksel, een inhoud,
drie, zeven?

Als je naar een doos kijkt, denk je dan meteen dat het een doos is? Of onderscheid je eerst de onderdelen van een doos, zoals een deksel of de inhoud? Of bedenk je wat de inhoud zijn zal of weet je dat al, omdat er iets in zit wat je zoekt? Of denk je meteen kwantitatief, dat er drie dozen bij elkaar staan? Misschien is het wel de eerste keer dat je over deze problematiek nadenkt. Schippers besluit het gedicht met: ‘Na hoe vaak wordt veel weinig?’

Kijken staat dus centraal in deze bundel (en ook in Schippers’ oeuvre). Dat komt soms ook terug in taalspelen. Soms in typografische frivoliteit, of in een gedicht dat slechts bestaat uit cijfers, of een opsomming van woorden. Van die laatste is –te een mooi voorbeeld van Schippers speelsheid. Het gaat als volgt:

kalm-
ver-
leem-
breed-
droog-
graag-
vlot-
laag-
hoog-
plei-

Achter al deze woorddelen kan ‘-te’ toegevoegd worden om er een zelfstandig naamwoord van te maken. Maar ‘-te’ kan er net zo goed vóór geplaatst worden, zodat er een overschot (te kalm, te breed, te vlot) uitgedrukt wordt. Wederom een subtiele associatiemogelijkheid van Schippers waardoor de (mogelijke) ambiguïteit in zijn gedichten benadrukt wordt.

Het gaat erom dat Schippers continu zijn lezers wijst op de discrepantie waar Fokkema het over had. Er is altijd een bepaalde scheur tussen het kijken en het noteren, tussen het lezen en het interpreteren. Daarom is Schippers blij dat de lezer (‘u’ dus) luistert, maar hij heeft veel liever dat u kijken gaat. En er is genoeg te kijken: meer dan zeventig pagina’s poëzie van een dichter die nog steeds bewijst dat hij ertoe doet. Hij mag dan inmiddels zijn ideeën en opvattingen op een wat meer bezonken wijze verwerken in zijn poëzie (niet meer zo conceptueel en wild als eerst; weinig visuele poëzie), met Fijn dat u luistert (en ook Tellen en wegen uit 2011) bezorgt Schippers hier zichzelf een ticket om de komende jaren nog steeds op de eerste rij te mogen blijven zitten.

Obe Alkema

K. Schippers – Fijn dat u luistert. Querido, Amsterdam, 88 blz.