Het onvoorwaardelijk goede in de mens

De in Zwitserland woonachtige schrijfster Sibylle Berg (1962) werd in de DDR geboren en kon vijf jaar voor de val van de Berlijnse Muur naar West-Duitsland verhuizen. Daar leefde ze aanvankelijk van de hand in de tand, totdat een eerste gepubliceerde roman – Ein paar Leute suchen das Glück und lachen sich tot – in 1997 een groot succes werd. Daarna schreef zij nog zes romans, een groot aantal hoorspelen, theaterstukken en artikelen voor kranten en tijdschriften.

Haar personages hebben vaak onvervulbare verlangens, zijn doorgaans onvolkomen en weten grandioos te mislukken, naar het leven getekend zogezegd. Berg blinkt uit in cynisme, zo ook in de roman Nog bedankt voor dit leven.

sibylle berg nog bedanktHet is 1966. De Koude Oorlog is in het Oosten bijna voelbaar. Weliswaar is het zomer, maar de temperatuur wil maar niet stijgen en er zijn geen kolen voorhanden. Toch is de wereld niet erg angstaanjagend. Bij de stadsgrens houdt de beleving zo goed als op. Het leven vóór internet en de media.

Je hoefde slechts te begrijpen wat er in de kleine stad of in het kleine land gebeurde, en dat was niet veel en het stond in de krant. Een fabriek werd in gebruik genomen, een vijfjarenplan gehaald, de buurman kreeg een piepklein personenautootje van perskarton.

Grauwe straten en niets te verkrijgen in de winkels. Maar als je de kleuren niet kent, kun je er ook geen heimwee naar hebben en als je niet weet ‘hoe fijn’ het is om te consumeren dan leg je je daarbij neer. Dit is het leven. Veel meer lijkt er niet in te zitten.

In deze atmosfeer van gelatenheid en verveling die veelal met goedkope drank wordt weggespoeld, wordt Toto geboren, een niet-eenduidige baby. De Röntgenfoto laat zowel eierstokken als testikels zien. De dokter stelt voor om Toto het geslacht toe te wijzen dat operatief het eenvoudigst te realiseren is, maar de moeder, een alcoholiste, verlaat het ziekenhuis.

Maar niet voordat ze een document had ondertekend waarin stond dat ze dat op eigen verantwoording deed. Een ongebruikelijke woordkeuze in het land waar voormalige nationaalsocialisten communistje speelden en vrijwel iedereen elke verantwoording met grote bereidwilligheid had afgestaan.

De moeder heeft geen enkele band met de kleine, weet niet wie de vader is. Het komt haar eigenlijk wel goed uit dat het kind op een plastic pop lijkt, dat het een ding is. Dat vergemakkelijkt het afstaan. Tegelijkertijd illustreert de schrijfster hiermee de onmacht van de vluchteling. (Toto komt als jongeling in het Westen terecht.) Je bent als mens kaf noch koren, hoort niet echt bij je nieuwe omgeving, maar ook niet helemaal meer bij je geboortegrond. Het gedeelde Duitsland als een hermafrodiet.

Toto, verpersoonlijking van het onvoorwaardelijk goede in de mens, krijgt ook van zijn moeder al veel te verduren. Zij is gekwetst door de boze (socialistische) buitenwereld en leeft zich uit op dat argeloze, pure, andersoortige wezen. Dat het kind haar zou kunnen redden komt niet bij haar op.

Het omslag is bijzonder goed gekozen. Een leger van zwarte schapen, dat een wit schaap belaagt. De omgekeerde wereld. Toto is in elke omstandigheid waarin hij terechtkomt een buitenstaander. Iemand die wordt verstoten, gepest, gemolesteerd en uiteindelijk gekleineerd en gedood door de liefde. Maar steeds weer, onvermoeibaar – de jezusneurose, zou je haast zeggen – keert hij/zij de andere wang toe.

Toto komt in een tehuis terecht. Hij slaapt, eet en doucht apart van de groep. Er is een jongen, Kasimir, die enigszins in zijn nabijheid verblijft. Ook hij is anders, homoseksueel namelijk.

Kasimir wist wat een homo was. Hij was het zelf. Daar ging hij van uit omdat hij, wanneer hij zichzelf aanraakte, aan jongens dacht. Maar Toto had iets bijzonders over zich gehad, wat de mensen, hem dus, aanzette om het kapot te maken. Die ongelooflijk  naïeve sukkel, die niet in het kwaad had geloofd, zich niet kon verweren, die je had willen slaan tot hij niet meer glimlachte, die dwaas, die Kasimir zo woedend maakte.

Kasimir, een gevoelloze sociopaat, verraadt zijn vriend. Hij slaagt erin om te vluchten en wil koste wat kost slagen in het Westen. De draconische directrice van het kindertehuis wil van Toto af, de statistieken moeten immers zuiver blijven, en verpatst hem als goedkope werkkracht aan een lethargisch boerenechtpaar. Ondanks de slaag en de slechte behandeling, neemt deze goedzak de verzorging van de beide oudjes op zich. Met de koeien bouwt hij een mooie verstandhouding op. Maar ja, die gaan uiteindelijk ook naar het slachthuis.

Ze doden zo graag dieren omdat het bij wet verboden is om mensen om te brengen, en omdat ze toch zo graag iets vernietigen, het liefst zichzelf.

De zachte en vriendelijke aard van Toto maakt iedereen in deze roman onzeker. Niet zelden is daarbij geweld de uitlaatklep. Af en toe heb je ook wel het idee om Toto een (goedbedoelde) schop onder de kont te geven. Kom nu eens een keer voor jezelf op! Maar Toto laat het leven over zich heen komen, gaat zonder een moment tegen te spartelen met elke stroom mee.

Wanneer Toto door een idealistische commune uit de DDR naar de BRD wordt gesmokkeld, laat Berg als ervaringsdeskundige uiteraard de kans niet liggen om ook deze westerse betweters, deze salonsocialisten, deze revolutionaire cel van lik-me-dure-vestje, een behoorlijke veeg uit de pan te geven. De roman staat werkelijk bol van maatschappijkritiek. Hoe raak ook, het doet bij tijd en wijlen wel afdwalen van de geschiedenis van Toto.

Het individu dat niet naadloos (excuus) en onopvallend in het socialistische systeem kan functioneren. En helaas toch ook niet in het vrije Westen. Van die tijd al helemaal niet. Zelfs zijn onmiskenbare talent – hij heeft een ongehoord mooie falsetstem – kan hem niet redden. Het brengt hem eerder opnieuw in de problemen. Jaloezie. En daar is dan ook nog Kasimir, inmiddels een succesvol beursmakelaar, die, om een heel mens te kunnen worden, zich heeft voorgenomen om Toto volledig kapot te maken. De liefde heeft in dit boek nul komma nul kans. Terwijl Toto eigenlijk maar zo weinig wenst. Zijn redding is dat hij zichzelf niet serieus neemt. Een overlevingsmechanisme. Hij is een lappenpop, overgeleverd aan de (boosaardige) wereld van Sybille Berg, niet voor niets oorspronkelijk opgeleid als poppenspeelster.

Twee derde van deze roman is sterk. Berg fileert de socialistische heilstaat alsook de westerse consumptiemaatschappij genadeloos grappig. Daarna draaft de schrijfster door. Het toekomstbeeld dat ze schetst over het museum Europa van de komende vijftien jaar is wat obligaat. Een goede roman over een buitenstaander, ongeveer honderd pagina’s te lang.

Guus Bauer

Sibylle Berg – Nog bedankt voor dit leven. Vertaald door Goverdien Hauth-Grubben. Signatuur, Amsterdam. 334 blz. € 19,95.