Chrétien Breukers (De Contrabas) en Mark Cloostermans (De Standaard) duiken onder in het oceaangelijke oeuvre van Georges Simenon, de man van vierhonderd boeken. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van Simenons overlijden lezen zij een selectie van 25 titels, zowel Maigrets als romans durs, zijn ‘serieuze’ romans. Twee Tzum-bloggers om Simenon op de hielen te zitten.

Even een vergetelheidje corrigeren. We hebben nog niet uitgelegd hoe we onze selectie uit Simenons oeuvre gemaakt hebben.

LesCavesduMajesticHet is simpel. Simenon publiceerde zijn eerste boek al op z’n zeventiende en schreef in de jaren ’20 onder verschillende pseudoniemen. De officiële start van zijn oeuvre volgt begin jaren ’30, als hij onder eigen naam de ‘Maigrets’ begint te schrijven, en al gauw ook overgaat op serieus literair werk. Als hij in 1972 zijn laatste romans schrijft en zijn pensioen aankondigt, is hij dus vier decennia voltijds actief geweest: de jaren ’30, ’40, ’50 en ’60. Uit die vier decennia hebben we telkens zes boeken geselecteerd, evenveel Maigrets als romans durs. Veel van die titels komen ook voor in de Pléiade-selectie, maar we hebben er onze eigen voorkeuren doorheen gemengd. (Er is hier dus niet zozeer method in the madness, alswel andersom madness in the method.)

Dit betekent overigens ook dat de boeken die na 1972 verschenen, d.w.z. de hoofdzakelijk autobiografische teksten die Simenon vanuit een leunstoel dicteerde, uit deze selectie vielen, al wil ik minstens één ervan toch nog zijdelings meepikken.

Aangezien we een representatief staal uit Simenons productie kozen, zit er ook al eens een minder indrukwekkende titel tussen. Volgens mij een relatief bezwaar, omdat zelfs een mindere Simenon, of een mindere Maigret, nog altijd uitstekende lectuur/literatuur is. Case in point: Les caves du Majestic (De kelders van Hôtel Majestic), een Maigret uit 1942. Bij het lezen had ik nu en dan het gevoel: Simenon had er deze week geen zin in. En toch! En toch zit in dit boek de kern van de Maigretwereld.

Eerst even het verhaaltje
Prosper Donge, barista avant-la-lettre, werkzaam in de koffiebar van het luxueuze Hôtel Majestic, heeft de onaangename ervaring een lijk aan te treffen in een locker van het hotel. Mevrouw Clarke, de vrouw van een Amerikaans industrieel, is gewurgd. Maar wat deed dat mens überhaupt in de kelders van het Majestic? Dat is het terrein van het personeel! Maigret komt met plezier zelf wat rondhangen in de ‘kelders’. Simenon beschrijft het deel van het hotel dat de gasten nooit te zien krijgen, achtereenvolgens als de coulissen van een theater, een geoliede machinerie en (door de vele glazen tussenschoten) een oceanografisch museum. Tijdens de piekuren doet het hotel dan weer denken aan een te snel afgespeelde film.

Het onderscheid tussen hotelpersoneel en hotelgasten, die twee werelden die elkaar nooit mogen raken, verplaatst zich al gauw naar Maigrets leefwereld. Eerst beschrijft Simenon met liefde Maigrets werkvloer: de kamer met zijn inspecteurs, waar hij op de hoek van een bureau kan gaan zitten en ‘de hoed in de nek schuiven’. Maar ook Maigret heeft een wereld bóven zich: de magistratuur. Onderzoeksrechter Bonneau geeft Maigret te kennen dat hij in het Majestic eender wie mag ondervragen – eender wie van het personeel. En de weduwnaar van de vermoorde vrouw, die moet hij al helemaal met rust laten. Contacten met de Amerikaanse ambassade, weet u wel?

Bonneau zal zich later in het verhaal gaan bemoeien met het onderzoek, een vals spoor volgen en de onschuldige Prosper Donge aan een zwaar verhoor onderwerpen (in Maigrets afwezigheid). Hij greep mijn handen en zei dat ik wurgershanden had, zal de man later tegen Maigret zeggen.

Simenon zet die dingen nooit in de verf, maar zijn mededogen met de arbeidersklasse, die mensen die voor een dubbeltje geboren zijn en echt nooit een kwartje zullen worden, niet omdat ze niet proberen maar omdat ze doorgaans niet slim genoeg zijn – dàt mededogen is voelbaar. Daarvoor hoeft hij de elite van de maatschappij overigens niet zwart te maken. Zoals de conclusie van Les caves du Majestic betoogt, schuilt het gevaar in de categorie tussen die twee. Een middenklasse van mensen die een iets betere positie verworven hebben, maar op een soort glazen plafond stuiten. En die steeds vuilere strategieën gebruiken om zich te wreken op een maatschappij die nooit een meritocratie zal zijn.

Het Frankrijk van Simenon wordt in de verfilmingen meestal voorzien van een gezellige harmonica-soundtrack, en dat is glad verkeerd. Dit Frankrijk was (is?) geen open maatschappij. Rangen en standen staan onveranderlijk in beton. De middenklasse wordt scherp in het oog gehouden door conciërges, meestal domme vrouwen met te veel macht. Vernieuwingen worden, ook door Maigret, met argwaan bekeken. Een conservatieve samenleving.

De gevolgen hiervan worden ook, en beter, beschreven in een vroege Maigret, La tête d’un homme. Hierin brengt Maigret zo’n honderd bladzijden door in het gezelschap van een zeer intelligente, maar straatarme jongen. Beiden weten dat de jongen een dubbele moord veroorzaakt heeft, maar dat maakt de dader helemaal niet nerveus: de politie heeft immers geen enkel bewijs tegen hem. In de loop van deze Koude Oorlog (avant-la-lettre, eveneens) gaan Maigret en de lezer inzien dat de intelligente tegenstander een belangrijk man had kunnen worden, maar zijn afkomst heeft die route afgesneden. Intelligentie en talent legden het af tegen de macht van het geld.

Al beweerde de baron Von Münchhausen anders, je kunt jezelf niet aan je haren uit het moeras trekken. Je kunt wèl uit wraak anderen naar het moeras lokken.

Uitstapje naar de Nederlandse literatuur
Simenon had bepaalde ideeën, over personages en de maatschappij waarin ze opereren. Die ideeën gaf hij telkens een iets andere vorm. Typisch voor zijn werkwijze is dat hij nooit een vorm halverwege afkeurde, nooit een schets in de prullenmand gooide. Soms herhaalde hij bepaalde verhaalelementen in het ene boek na het andere, alsof hij tijdens het schrijven van boek x ontdekt had hoe hij het beter had kunnen doen en dit inzicht uitwerkte in boek y.

Herhaling in de literatuur is een heikele kwestie. Neem nu het werk van Gerard Reve. Naarmate de jaren ’70 vorderden, kon dat bij critici op steeds minder enthousiasme rekenen. Herhaling!, kloegen ze, altijd hetzelfde gedram in steeds krulleriger zinnen. Adriaan van Dis nam het in 1975 voor Reve op:

Stel: Reve was een schilder. Niet de man wiens pen bericht van herenliefde, eenzaamheid en dood, maar een devoot schilder van jongensheuvels en -dalen. Zouden we hem dan eenzijdigheid verwijten, zeggen dat de schilder wel eens wat meer de gezonde buitenlucht mocht portretteren? Of bewonderden wij zijn volgehouden streven naar het doek dat al zijn andere doeken overbodig moet maken? Zijn bijvoorbeeld Anton Heyboers bruine etsen een fantasieloze herhaling van hetzelfde gekras en vormen Karel Appels schilderijen altijd eendere kleur en klodder? In de beeldende kunstkritiek zal men zoiets niet snel beamen, daar spreekt men van variëren op één thema, en zoeken naar methode, techniek en vorm. Bij de letteren is het klaarblijkelijk anders gesteld.

Je zou Van Dis’ verdediging van tafel kunnen vegen met de opmerking dat hij appelen met peren vergelijkt. De literatuur is geen schilderkunst, en daarmee uit. Maar Van Dis vergist zich. Volgens mij werd Reves werk saai, niet omdat zijn literaire wereld, dat rariteitenkabinet vol politiek-incorrecte opvattingen en pesterige identiteitsverdraaiingen, ons de keel ging uithangen, maar omdat hij niet de creativiteit opbracht om die wereld telkens een béétje anders te presenteren.

Want zo werkt het in de beste Maigrets. De maatschappij en de personages mogen vertrouwd zijn: als Simenon moeite doet om geen klassiek politieonderzoek te beschrijven, is er niets aan de hand. La tête d’un homme, dat begint met een ontsnapping en later die genoemde Koude Oorlog tussen dader en politie. De danseres van de Gai-Moulin, waarin Maigret pas in de tweede helft en na lang teasen ten tonele verschijnt. Vergeleken met die twee titels is Les caves du Majestic maar een middelmatige aflevering in de reeks: een klassiek onderzoek, waarin Maigret kalmpjes heen en weer sloft tussen zijn verdachten en de rechter die hem op de zenuwen werkt, van cocktailbar naar smoezelig café en terug.

Ik geef, tot slot, nog even het woord aan W.F. Hermans. ‘Even onverklaarbaar vind ik het dat er nog liefhebbers bestaan die detectiveromans lezen’, schreef die in 1979, ‘in deze tijd waarin dagelijks tientallen mensen worden vermoord, zonder dat commissaris Maigret, die het immers veel te druk heeft, zelfs maar komt kijken.’

Zoals je je bij Reve vaak afvroeg wat hij meende en wat niet, zo vraag ik me bij Hermans’ latere non-fictie ook vaak af: was hij echt zo kortzichtig of deed hij maar alsof, uit balorigheid? Zelfs de “gevorderde” lezer kan aan detectiveromans nog veel plezier beleven, als er maar een wereldbeeld in zit – en als de auteur zijn best doet om de vorm fris te houden.

Les caves du Majestic is vertaald als Maigret en het lijk in de kast. De naam van de vertaler heb ik niet kunnen terugvinden; het boek is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar. Een Engelse vertaling, The Hotel Majestic, verscheen in de reeks Penguin Modern Classics; bij dezelfde uitgever verschijnt in de loop van 2015 een nieuwe vertaling. De danseres van de Gai-Moulin maakt deel uit het van Simenon-heruitgaveprogramma van De Bezige Bij Antwerpen. Het citaat van Adriaan van Dis staat op blz. 357-358 van Verrek, het is geen kunstenaar. Gerard Reve en het kunstenaarschap, een studie van Edwin Praat, recent verschenen bij Amsterdam University Press. Het citaat van W.F. Hermans komt uit Door gevaarlijke gekken omringd en is terug te vinden op blz. 460 van de Volledige Werken deel 14.

Mark Cloostermans