Het leven van übercurator Jan Hoet in het keurslijf van een boek dwingen is geen sinecure. De Gentse kunstpaus, die in het begin van 2014 overleed, was dag en nacht in de weer voor zijn kunst. Van de Gentse Chambres d’amis via Documenta IX in Kassel tot een verstilde tentoonstelling in zijn geboortestad Geel: steeds weer duiken dezelfde woorden op: passie, lange nachten en confrontatie met de buitenwereld. Hoet heeft het niet gemakkelijk gehad, het zichzelf niet altijd gemakkelijk gemaakt. Een hommage aan een dwarsligger en luchtkunstenaar.

2014 is geen goed jaar voor kunstenaars. In korte tijd ontvielen ons monumenten zoals Gerard Mortier, Richard Attenborough and Robin Williams. Jan Hoet bevindt zich in goed gezelschap op weg naar het kunstenparadijs. Hoet samenvatten in enkele woorden is niet gemakkelijk, maar biograaf en journalist Jan Haerynck onderneemt een verdienstelijke poging in zijn boek. Hoet was niet gemakkelijk, een veeleisend man die elke tentoonstelling minutieus voorbereidde, maar tegelijk de indruk gaf dat het allemaal niet zo nauw kwam. Misschien dat daarin net zijn kracht schuilde. In een wervelwind van woord en daad trok hij de kunstscène gedurende enkele decennia naar zich toe, om ze pas bij zijn dood los te laten.

Kunst werd er in de familie Hoet vanaf de prille jeugd met de paplepel ingegoten. Zijn vader was kunstverzamelaar en arts aan het psychiatrisch ziekenhuis van Geel. In zijn jeugd bracht de jonge Jan bezoekjes aan schilders als Jean Brusselmans en James Ensor. Constant Permeke was zelfs een vriend aan huis. Dergelijk kunstenaarsgezelschap kan dan ook alleen maar een positieve invloed hebben op het leven van Jan Hoet.

Aan de hand van twaalf hoogtepunten in Hoets leven schetst Haerynck in zijn boek een boeiend en flitsend beeld van de man die al snel omgedoopt werd tot kunstpaus. Van de Chambres d’amis in 1986 waarbij hij kunstenaars uitnodigde in Gentse huiskamers tot de opening van het fel gecontesteerde Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, het S.M.A.K., steeds weer slaagde de (voort)razende curator erin om zijn stempel te drukken op de moderne kunst binnen en buiten de Vlaamse grenzen. In 1992 werd Hoet curator van Documenta IX in Kassel. Een jaar eerder had hij nog toegeven dat hij niet weet wat kunst is, maar kunst zelf wel zal vertellen wat ze is. Niet hij. Hij kan alleen maar een ticket voor een ontdekkingsreis aanbieden.

Met zijn Documenta wilde Hoet vooral onbekende kunst binnenhalen en, naar eigen woorden, een laatste kans grijpen om kunst op een hoog niveau als wapen in te zetten tegen de almaar groeiende industrialisering en globalisering. We schrijven 1992. Niet minder dan 188 namen selecteert Hoet voor zijn tentoonstelling. Namen van kunstenaars als Ricardo Brey en Marlène Dumas duiken voor het eerst op.

Maar Hoet is niet alleen een conservator. Hij is ook een opvoeder. In zijn voetsporen treden andere namen op de voorgrond. Bart De Baere is ondertussen directeur van het Antwerpse MHKA, Ann Demeester is vrij recent directeur geworden van het Frans Hals Museum in Haarlem en Eva Wittocx is verantwoordelijke hedendaagse kunst in het Leuvens Museum. Zo simpel was het bij Hoet: je leefde bij zijn gratie, groeide in zijn schaduw. Hij stuwde zijn mensen voort, dwong ze tot eigenzinnige acties en was niet benauwd om in de clinch te gaan met iedereen die niet naar hem wilde luisteren. Legendarisch binnen deze context zijn de scheldtirades aan het adres van Peter Doroschenko, de man die Hoet opvolgde als conservator van het S.M.A.K.

Eerst heeft Peter Doroschenko, die Oekraïense opvolger van mij, er een gigantische puinhoop van gemaakt. Meneer wilde geen Nederlands leren, heel Gent moest maar zijn zeer slechte Engels begrijpen. En wat die man heeft aangekocht… Kitsch, rommel, voor duizenden euro’s. (…) Enfin, laat ik mild zijn: van een debiel maak je geen genie.

Hoet nam nooit een blad voor zijn mond. Binnen het opzet van dit boek levert dit bij momenten prachtige anekdotes op. Haerynck heeft zijn bronnenmateriaal goed aangewend om een kijk te bieden in het hoofd van de man die zichzelf tot een typetje herleidde, maar tegelijkertijd van onschatbare waarde is voor de moderne kunst in ons land en bij uitbreiding de ganse wereld. Of met de woorden van kunstcriticus Eric Min:

Hoet heeft een brug gebouwd tussen het kleine wereldje van de hedendaagse kunst en een onverwacht breed publiek. Zijn optredens op televisie en radio, in talkshows en programma’s met een zekere entertainmentwaarde, hebben de drempel zeker verlaagd. Daarvoor is, meer dan de inhoud, het personage verantwoordelijk, het “typetje” Jan Hoet.

(het typetje Jan Hoet door de Vlaamse comedian Chris Van de Durpel)

Dit boek biedt geen volledig beeld van de man en curator Jan Hoet, daarvoor is het veel te anekdotisch. De overvloed aan petites histoires dreigt bij momenten zelfs de overhand te nemen wanneer je voor de zoveelste keer leest dat Hoet in de clinch gaat met iemand die zijn ideeën niet deelt. Maar laat dit je vooral niet afremmen. Haerynck slaagt er in De luchtkunstenaar perfect in om een beeld van de kunstpaus te schetsen. Dat dit bij momenten chaotisch lijkt, neem je er maar bij, want dichter kan je bij de chaos van de mens Hoet niet komen.

Yves Joris

Jan Haerynck – De luchtkunstenaar Jan Hoet. De Bezige Bij, Antwerpen, 228 blz. € 19,90.

Van 23 oktober 2014 tot 19 april 2015 vindt in het Oostende Mu.Zee de tentoonstelling ‘De Zee, salut d’honneur Jan Hoet’ plaats.