Stofgoud over de werkelijkheid

Nadat ze jarenlang haar verhalen alleen in Hollands Maandblad publiceerde, debuteerde Hermine de Graaf in 1984 met de bundel Een kaart, niet het gebied. Daarmee was haar naam in één keer gevestigd, niet in de laatste plaats door toekenning van de eerste Geertjan Lubberhuizenprijs, dit voorjaar. De gedachte dat zoveel succes een stevige wissel op de toekomst trekt ligt voor de hand, maar geldt — naar het schijnt — niet voor Hermine de Graaf: de verhalen die nu in De zeevlam zijn opgenomen waren al gereed voordat die prijs werd toegekend, er ontstaat een beeld van een met zorg opgebouwde schrijverscarrière. Die zorg straalt nadrukkelijk van deze nieuwe verhalen af, in lange tijd las ik niet zo’n evenwichtige en hecht gecomponeerde bundel. En wat meer is: zo’n mooi boek. De zeevlam is, vergeleken met De Graafs debuut, een grote stap voorwaarts — zowel thematisch als stilistisch — en toont de ontwikkeling van een schrijfster die bezig is zich een heel eigen plaats in de moderne Nederlandse literatuur te verwerven.

zeevlamGing het in Een kaart, niet het gebied vooral over de problematiek van meisjes en jonge vrouwen, dat thema wordt in De zeevlam zeer verbreed. De karakters in de zeven verhalen — met mannen èn vrouwen als hoofdpersoon — zijn divers, maar in alle gevallen gaat het over de vorm en de richting van hun bestaan. De grenzen waar mensen onvermijdelijk tegenop lopen, gedicteerd door de omstandigheden of door hun eigen tekortkomingen, worden bijna letterlijk als ‘horizonnen’ opgevat, en wie probeert die grenzen te verleggen zal merken dat ook de horizonnen verschuiven. Om kort te gaan: de waarde van het leven ligt verscholen in het niet aflatende streven naar onafhankelijkheid en geluk, maar die waarden zijn in absolute zin onbereikbaar — vluchtig, geen doel op zich.

Hermine de Graaf werkt die veelomvattende thematiek op verschillende manieren uit, maar er is een constante in de verhalen en dat is het herbeleven van het verleden. Door de wisselwerking tussen de herinnering en het heden — een discontinu verhaalverloop dat benijdenswaardig subtiel wordt verwoord — is het of ‘vroeger’ steeds aan ‘nu’ getoetst wordt, en die toetsing resulteert dan in een inzicht dat wel consequenties móet hebben. De typiste Maria, bijvoorbeeld, die al jaren met de aankomende arts Bastiaan gelukkig samenwoont, doorloopt alle stadia die haar over de huwelijksdrempel zullen tillen, maar omdat het huwelijk niet haar keuze is (Bastiaan wil het) en ze liever de status quo handhaaft, verkiest ze op het laatste moment er vandoor te gaan. ‘Wat een schitterende bruidsjapon’ heet dit verhaal, en zelden zag ik alle clichés die over ’trouwen’ denkbaar zijn zo functioneel benut om het gevecht om individualiteit in kaart te brengen.

Is dan alles wat er in en aan De zeevlam te beleven valt mooi en waardevol? Nee, want ik vind het titelverhaal een misse ouverture. Daarin keert Katja terug naar het huis van haar grootvader, vermoedelijk op Ameland, waar ze haar jeugd doorbracht. Ze herinnert zich onder meer de tocht over het wad die haar inwijding in de seksualiteit werd. Mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen worden in dit verhaal hardnekkig met maritieme termen aangeduid — ‘slijkgapertje’, ‘oester’ — en hoewel dat even een aardige vondst lijkt, begon het mij al gauw op de lachspieren te werken. En dat kan Hermine de Graaf niet hebben bedoeld.

Maar laat ik snel over die kritiek heen stappen. Wie een betekenisvol thema weet te behandelen in een stijl waarin poëzie en precisie elkaar zó in evenwicht houden, verdient alle waardering. ‘Woorden zijn stofgoud die over de werkelijkheid heen blaast,’ heet het in een van de verhalen. ‘Zonder woorden heb je geen verleden en geen besef van toekomst. Met woorden zijn mensen gelukkig te maken.’ Dat is wat Hermine de Graaf doet.

Anton Brand

Hermine de Graaf – De zeevlam. Meulenhoff, Amsterdam, 240 blz.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 27 september 1985.