Als in de onderwereld was het

Meir Shalev (1948) stopte ondanks groot succes in de jaren tachtig als satiricus voor de Israëlische tv en begon met schrijven. Voor zijn veertigste wilde hij een roman hebben gepubliceerd. Zijn debuut, in Nederland in 1988 verschenen onder de titel Russische roman is een familieverhaal over een immigrant in een Israëlisch pioniersdorp, een moderne volksvertelling. Hij ontwikkelde zich daarna met romans als De kus van Esau (1992), De vier maaltijden (1994), De grote vrouw (1998), Een duif en een jongen (2006) en Het zat zo (2010) tot een wereldwijd gewaardeerde meesterverteller.

mei shalev een geweerIn zijn werk spelen toeval, geluk en de natuur een belangrijke rol. Liefde, dood, bedrog, jaloezie, (eer)wraak en verzoening, niets menselijks is Shalev vreemd. Zijn boeken zijn daardoor heel zinnelijk, getuige ook de titel van zijn nieuwste roman Een geweer, een koe, een boom en een vrouw. Een boek van Shalev dat volgens hem voor het eerst in één enkel woord samen te vatten is: wraak. Deze roman zit net als eerder werk vol met Bijbelse referenties, beginnend bij de vertelster Roet Tavori, een lerares godsdienst aan de middelbare school die aan de onderzoekster Varda haar familiegeschiedenis en tegelijkertijd de historie van het pioniersdorp uit de doeken doet.

Roet en haar oudere broer Dovik zijn door hun Engelse moeder bij opa Zeëv en oma Roeta gedropt. Iets dat Zeëv, een snoeiharde immigrant, wikker en beschikker over leven en dood zelfs, weer enigszins normaliseert. Hij brengt de twee zijn liefde voor de natuur bij. Hij is degene die van zijn vader uit het verre Galilei een wagen kreeg gezonden met een moerbeiboom, het in de Eerste Wereldoorlog afgepakte geweer van een Turkse soldaat, een koe en zijn latere vrouw Roeta.

Kort na de komst van de wagen met ‘geschenken’ en het ontginnen van de landbouwgrond, het is 1930, plegen drie boeren zelfmoord. Dat is althans de officiële lezing. De Engelse autoriteiten vinden het allang best. Die hebben niet veel op met die immigranten. De gemeenschap weet echter wel beter, maar zwijgt. Een van de drie is omgebracht en men weet ook door wie en waarom. Maar ze zijn bang voor de gewelddadige Zeëv en hebben daarnaast geen trek om iemand uit hun midden aan te geven bij de Engelsen. Zo ontstaan gefluisterde verhalen (sic!) die zich in de roman hebben genesteld.

Zeventig jaar later vertelt Roet de ware toedracht. Zij is de kleindochter van Zeëv, van de moordenaar, en het gedrag van haar oma – of eigenlijk de desinteresse van haar opa voor Roeta, zijn onvermogen ten opzichte van haar – is de oorzaak van alle ellende.

De familie Tavori runt een kwekerij. Op een dag komt Dovik, de broer van de vertelster Roet, aanzetten met een jongeman, een voormalig soldaat van een elite-eenheid. Deze Etan heeft een bijzondere uitstraling. Het lijkt alsof er een lichtknop wordt omgezet wanneer hij een vertrek binnenkomt. Zijn huid heeft – typisch Shalev die zoals gewoonlijk al je zintuigen bespeelt – een goudkleurige glans. Een vel dat er om schreeuwt om aangeraakt te worden. Ook Dovik kan zich maar nauwelijks bedwingen.

Een geweer, een koe, een boom en een vrouw is derhalve ook een studie naar bijzondere mannenvriendschappen, daarmee niet direct seksuele betrekkingen bedoelend. Juist niet zelfs. Etan voelt ergens aan dat onder de granieten buitenkant van opa Zeëv een zachte kern schuilt. Net zo goed als dat het Zeëv duidelijk is dat onder de frivole, spontane verschijning van Etan een solide binnenkant verborgen zit. Ze weten elkaar als het ware bloot te leggen. Shalev is opnieuw genderbewust en onderzoekt, zoals het hoort, zonder te moraliseren dus, net als in eerder werk de verschillen tussen de seksen.

Vrouwen ruiken ziekte en gezondheid, kracht, zwakte, goedhartigheid en kwaadaardigheid, potentieel, humor, verstand en domheid. En dan niet door de ogen te bestuderen of naar de handen te kijken, dat is onzin. Het zijn de mondhoeken, de manier waarop hij uit een stoel opstaat, woorden die herhaald worden, de manier waarop hij water uit de waterkoker in het glas schenkt.

De historica Varda is eigenlijk niet veel meer dan een klankschaal. Slechts zelden is zij aanleiding tot een wending in de gedachtestroom van Roet, een lerares me dunkt, die ‘de waarheid’ stukje bij beetje wil vertellen. Daartoe gebruikt Shalev een aantal kunstgrepen, nee, vertelvondsten kun je beter zeggen, want ze passen precies in de verteltrant en zijn origineel en geloofwaardig. Hij last door Roet geschreven verhalen in en laat ook haar verbeelding spreken. ‘Ik stel me voor dat…’ ‘Ik ken de route. Ik heb die meermalen afgelegd…’ Maar als lezer, langzaam bewust wordend van de ware toedracht, heb je geen enkele reden om aan te nemen dat de versie van Roet niet de enige juiste is, een lerares, ik zei het al.

Jij bent tenslotte historica en ik lerares Bijbel, dus ons hoeft niet te worden uitgelegd dat de waarheid niet waar is. Wie weet beter dan wij dat mettertijd alleen opgeschreven verhalen waarheid worden en vertelde verhalen niet. […] Ik schrijf omdat er verhalen zijn die ik liever opschrijf dan vertel, omdat het niet prettig is de woorden ervan in je mond te voelen. […] Geschreven woorden zijn misschien verplichtender, maar ook stiller. […] En er is nog een reden om te schrijven, namelijk dat ik lange tijd niet echt iemand heb gehad om mee te praten.

De verhaaltjes schreef Roet namelijk voor haar zoontje Neta. Maar op een ‘jongenstochtje’ met zijn vader Etan – Roet en hij hebben elkaar haast als vanzelf gevonden – komt Neta om door een slangenbeet in de woestijn. Hij is dan een jaar of zes. Etan wordt een zombie, door Roet aangeduid als haar tweede echtgenoot. Weer een mooie vondst, Shalev weet je met kleine sprekende details af en toe op het verkeerde been te zetten. Opa Zeëv is de enige die min of meer door kan dringen tot de schuldbewuste Etan. Hij weet in elk geval hoe hij hem kan laten voortleven. Etan krijgt zware klusjes van hem. Dag in dag uit sleept hij granieten tuintegels, loodzware potten met bomen en houten bielzen (ziet u samen met Roet ook de Bijbelse referentie?).

Etan heeft zich begraven in zichzelf. Zal hij ooit uit die lethargische toestand weten te komen? Is er iets wat hem weet te ‘triggeren’? Zijn verleden als soldaat misschien? Aan het einde begrijp je pas hoe knap deze roman ook wat constructie betreft in elkaar steekt. Het blijft niet bij een enkele plot.

Een geweer, een koe, een boom en een vrouw is een natuurgebonden, diepmenselijke roman, met personages die op een originele wijze bezig zijn met taal, een boek dat gelukkig niet moralistisch is en dat evengoed de verschillen tussen de seksen, het gemeenschapsleven, het wegkijken bij problemen, de keuze bij de opvoeding van kinderen – wegvliegen of in de buurt blijven, mooi verwoord middels een metafoor met de zaden van verschillende wilde bloemen van hobbytuinier Shalev – en een kleine hint van de ingewikkelde politieke situatie in het Midden-Oosten tot onderwerp heeft. Bovenal is het een sensuele roman waarbij niet alleen je ogen, maar ook je neus, je gehoor, je smaak en je tastzin worden geprikkeld.

Een subtiele, intense scène tot slot. Roet besluit na vele jaren om een fotorolletje te laten ontwikkelen. Ze staat erop om mee te mogen in de donkere kamer.

En toen, toen ik Neta’s gezicht gevormd zag worden op het papier – en het heeft ook iets van beweging, van leven, de illusie van een terugkeer – leefde hij één moment lang en ging meteen weer dood, werd een afbeelding. En misschien ook omdat het gedeeltelijk plaatsvindt in water, en in het donker. Als in de onderwereld was het. Ik had mezelf niet in de hand.

Guus Bauer

Meir Shalev – Een geweer, een koe, een boom en een vrouw. Vertaald door Ruben Verhasselt. Ambo Anthos, Amsterdam. € 19,99.