Jongleren met ruimte en tijd in lustrumnovelle

Gerrit Krol werd uitgenodigd ter gelegenheid van het 75e lustrum van de Rijksuniversiteit Groningen een novelle te schrijven. Hij zag in dat jubileum drie elementen waarmee hij aan het jongleren kon slaan: het academische milieu, de tijd en de ruimte. Het resultaat, Een ongenode gast, is een onderhoudend en ook amusant verhaal waarin de werkelijkheid bovenal wordt beschreven als een kwestie van perspectief. Dingen gebeuren of staan te gebeuren, ‘iets kan lang duren, en toch achteraf heel kort hebben geduurd’. Sta je op de toren van de A-kerk, dan lijkt het of je de Martinitoren kunt aanraken. De ongenode gast uit de titel is Peter Brodski. Krol typeert hem met een citaat van de dichter Jan Kuijper als ‘een verscheurend dier’. Brodski, geen familie van de beroemde dichter en essayist Joseph Brodski, is een Russische filosoof die een ‘receptenboekje’ heeft geschreven en voor een jaar als gastdocent aan de RUG verbonden is. Hij heeft een hang naar mystiek, is bruut en meer dan wat ook is hij een verslinder van vrouwen. ‘De vrouwen om mij heen, zou hij gezegd hebben, zijn evenzovele melodieën en elke dag hoor ik een nieuwe melodie…’ Aanvankelijk is er niemand die zich tegen zijn vraatzucht verzet: ‘Een gast laat men met vrede.’

nPl67saURh74cY025ikeBrodski, met zijn gezicht als ‘een halve maan’, duikt in het verhaal op als hoofdpersoon Eiso en zijn collega Hugo in een café zitten te praten over Nietzsches ‘eeuwige terugkeer van hetzelfde’. Niet alleen dringt hij het gesprek binnen, ook Eiso’s leven. De vriendelijke Eiso, schrijver van een bundeltje ‘Ultramarijne gedichten’, loopt nog over van geluk door zijn kennismaking met Linda, een assistente van de Universiteitsbibliotheek, met wie hij een week eerder de Martinitoren heeft beklommen. Maar ook Brodski heeft haar al ontmoet en die ontmoeting heeft voor Linda fatale gevolgen: ‘vreemd gelukkig’ voelt ze zich en in een overdaad van euforie loopt ze in Drenthe onder een trein. Eiso is ontroostbaar: in zijn flat in Paddepoel zit hij hun kortstondige affaire te overdenken, hij meent haar op straat te herkennen en houdt in de trein de plaats naast hem vrij – ‘daar zit mijn vrouw’.

Na Linda’s dood legt Brodski het aan met Freddy, een barkeepster, en ook al brengt zij het er levend af, ze belandt in Beijum waar ze ‘een heel ander mens’ zit te wezen — nog een geval van vreemd geluk. Eiso leert in de trein Bernardien kennen, een vrouw uit Antwerpen, en zij, door Eiso gewaarschuwd, is de enige die Brodski weet te weerstaan. Uit arren moede gaat hij aan de haal met twee’miserabel magere sirenen’ die hij in de Nieuwstad heeft opgepikt. Aan de voet van de A-toren, omhoog kijkend, ziet hij het bouwwerk als een vlakte en in een scène die zowel letterlijk als figuurlijk duizelingwekkend is klimt hij tegen de toren op. Eenmaal boven waant hij zich alleen — en dan staat daar opeens de Martinitoren, ‘zo dichtbij dat je hem bijna kunt aanraken – en wilt aanraken’. Een ‘nimmer ervaren perspectief’. Onvermijdelijk maakt Peter Brodski de doodsmak die wij, Krols lezers, hem al zo lang gunden. Eiso en Bernardien gaan samen voort, de rust in de academische wereld keert weer.

Horloges en klokken die een discontinu tijdsverloop symboliseren, torens die als de zuilen van Karnak het Groninger stadsbeeld bepalen – Krol weeft ze in een fantastisch web van mogelijkheden en waarschijnlijkheden. Al wat vaststaat is dat perspectief: de waarnemer bepaalt wat er gebeurt. Een ongenode gast is het werk van een ervaren jongleur.

Anton Brand

Gerrit Krol – Een ongenode gast. Querido, Amsterdam.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 9 september 1988.

(Foto Gerrit Krol © Jan Glas)