Slapstick

Het was de titel die mij deed besluiten het boek te gaan lezen. Literaire giller. Van de schrijver, Martin de Jong, had ik nog nooit gehoord. En om maar meteen de spanning weg te nemen: ik ben blij dat ik nog nooit van hem gehoord had, want nu heb ik alle boeken die de man eerder uitgaf nog voor de boeg.

Literaire giller Martin de JongSlapstick, dat is het. En dat is zeldzaam in de Nederlandstalige letteren. Het verhaal van Literaire giller heeft niet veel om het lijf: jonge jongen, Mark Tonneur, die op goed geluk een typoscript naar een uitgeverij heeft gestuurd, krijgt te horen dat zijn boek wordt uitgegeven. Parallel daaraan – in alternerende hoofdstukken – wordt de geschiedenis verteld van Otto ter Weel, de bestsellerauteur van de uitgeverij waarbij Tonneurs eersteling zal verschijnen. Tonneur is niet blij dat de uitgave van zijn roman nogal wat voeten in de aarde blijkt te hebben: de nieuwe roman van Ter Weel – Orpheus ondersteboven – gaat voor. En als zijn boek dan eindelijk verschenen is, gebeurt er tot verdriet van Tonneur niet veel: nauwelijks aandacht in de pers, geen grootse verkoopcijfers. Totdat… maar dat verklap ik natuurlijk niet.

Wat mij vooral vermaakte is het door Martin de Jong gespeelde spel: Otto ter Weel is meer dan alleen het verkoopcijferkanon van de uitgeverij, veel meer, hij is de ‘drie kanonnen’ ineen. Hermans, Mulisch en Reve (voordat liefhebbers van één dezer kanonnen mij gaan bestoken met verongelijkte mails dat hun kanon toch echt verreweg de grootste auteur van de drie is en dus als eerste genoemd had moeten worden: ik heb gewoon de alfabetische volgorde aangehouden – al is het waar dat ik Reve van deze drie de minste vind). Drie in één dus, al heeft Otto ter Weel karakterologisch het meeste weg van Harry Mulisch – vond ik, maar dat kan ook komen door framing in mijn hoofd tijdens het lezen van de eerste passage waarin boektitels van Ter Weel genoemd worden:

‘O ja,’ zei Mark. ‘Ik heb veel van hem gelezen. Op de middelbare school moesten we De Aanval lezen.’
‘Het ultieme boek over de Tweede Wereldoorlog en het gedoe van dien! Is dat je favoriete boek van onze Otto?’
‘Ik vind Het verdwenen bruidsbed zijn beste roman.’

(p. 23)

Verder komen nog langs de boektitels Op naar Endegeest (kijk nou, daar hebben we het vierde kanon, mijns inziens verreweg het grootste schietijzer van de vier – Wolkers is wat mij betreft de Dikke Bertha, het Trotskiorgel van het Nederlandstalig proza) en De kamerbewoners (p. 33), Het verlies van België (hé, een vijfde kanon!) en De bril van Polyfemos (p. 39), De ondergang van Werner Niemand

Die novelle kreeg goede kritieken maar deed het ook niet denderend en toen heb je het een tijdje in het Engels geprobeerd. Dat resulteerde in de verhalenbundel Blessings in the Skies.’

– (p. 47), Het denkbare evangelie en Verzwolgen tijd (p. 57). Op pagina 71 staat een fijn stukje herschreven literatuurgeschiedenis:

‘In je roman Het grote gelijk worden de katholieken beledigd.’
‘Ho ho, dat dachten ze. De katholieken die zich kwaad maakten waren van het ouwels vreten ontoerekeningsvatbaar geworden. Ze zagen overal samenzweringen.’
‘Een van de personages in dat boek vergelijkt katholieken met een kudde ezels en die vergelijking valt niet in het voordeel van de katholieken uit. Daar kwam een proces van. Het beroemde ezelsproces.’
‘Dat ik uiteraard won.’
‘Als ik het me goed herinner was je verweer dat in de Bijbel de volgelingen van Christus een kudde genoemd worden en dat er ethisch noch biologisch een fundamenteel onderscheid te maken valt tussen een kudde schapen en een kudde ezels, temeer daar beide volgens christenen door de Heer geschapen zijn.’

Literaire giller is slapstick, dus dat het boek niet overal even overtuigend is – soit. Maar het gaat wel erg ver om van de lezer te verlangen om te geloven dat aan de pen van het kanon Ter Weel zo’n technisch rampzalig gedichtje ontvloeide als ‘Per abuis in vijfennegentig graden’:

Zou het slipje na het wassen
Haar billen nog wel passen?

Het zal erom spannen.

[p. 102]

(Al moest ik wel onmiddellijk denken aan dit gedichtje van het poëziekanon Vaandrager:

Vele, aantrekkelijke prijzen,
waaronder een
onderbroek van Harry Mulisch.

Met andere ogen (Heijnis N.V., [Zaandijk] 1961), p. 49.)

Giller is wat overdreven, maar olijk is de roman van Martin de Jong zeker, het boek barst bekant uit de voegen van de luim en jolijt – uit mijn woordkeus mag worden afgeleid dat ik de humor vaak nogal oubollig vind, de sfeer ademend van de jaren vijftig. Maar ach, wat zou het: ik ben ook gecharmeerd van Godfried Bomans, en van Leonhard Huizinga’s Adriaan en Olivier, Olivier en Adriaan en Adriaan contra Olivier.

Blurb: Literaire giller is een aanrader voor iedereen die van slapstick houdt en enigszins is ingevoerd in de Nederlandstalige literatuur.

Karel ten Haaf

Martin de Jong – Literaire giller. De Nieuwe Boekhandel, Amsterdam, 152 blz € 17,50.