Wereld vol gevaarlijke gekken

In 1977 publiceerde W.F. Hermans de bundel Boze brieven van Bijkaart, een verzameling korte beschouwingen die hij in de loop van drie jaar voor Het Parool had geschreven onder het pseudoniem Age Bijkaart. ‘Een bijkaart is geen hoofdkaart en zo hoort het,’ – het ging om invallen en opstellen die terzijde van Hermans hoofdwerk stonden, de romans en verhalen. Die brieven hebben nu een vervolg gekregen in de bundel Door gevaarlijke gekken omringd, een pil van maar liefst 637 pagina’s, door Hermans weer onder eigen naam uitgebracht. Bijkaart is naar de achtergrond verdwenen. De reden daarvan staat in het voorwoord vermeld: ‘In het bezigen van schuilnamen is de klad gekomen.’ Bovendien stelt Hermans zich nu op het standpunt dat men zich voor eenvoudige gedachten niet hoeft te schamen, zolang men zijn best doet ‘nauwkeurig waar te nemen, er ernstig over na te denken, en er zo vermakelijk en goed mogelijk over te schrijven’.

hermans gevaarlijke gekkenIk geef dit citaat omdat het een sleutel is tot de bijzondere kwaliteit die Hermans ook in deze bundel weer biedt. Natuurlijk, in die stortvloed van tientallen beschouwingen bevinden zich enkele gelegenheidsstukken, maar het overgrote deel is een genoegen om te lezen. Dat hij het in polemische teksten iedere keer weer van zijn opponenten wint, heeft maar één reden: waar het om het gebruik van bronnen en om de keuze van formuleringen gaat is hij zorgvuldiger en scherper dan zijn tegenstanders. Voor J.J. Peereboom, de columnist en romanschrijver, is het niet leuk zó de les te worden gelezen over zijn slordige taalgebruik (‘opkijkend van het lezen in de tuin’ – maar wie leest nu in een tuin?), maar er is geen ontkomen aan: Hermans heeft gelijk. Zijn opponenten beweren dat hij spijkers op laag water zoekt, maar ik deel Hermans’ opvatting dat als we ons over de taal niet druk blijven maken het eerdaags niet meer hoeft.

Los van de ’taalgeheimen’ bevat Door gevaarlijke gekken omringd opstellen over diverse andere onderwerpen waarmee Hermans zich al sinds jaar en dag bezighoudt: gebouwen en musea in Parijs, de fotografie, de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, machines, Multatuli, zijn eigen opvattingen over literatuur. Wie — zoals ik — genoot van de roman Een Heilige van de Horlogerie (1987) zal ook de beschouwingen uit 1980 over klokken en horlogemakers met plezier lezen. Wie vooral in Hermans’ ideeën over literatuur geïnteresseerd is, vindt veel van zijn gading in het uitvoerige vraaggesprek dat Frans A. Janssen en Freddy de Vree in 1985 met Hermans maakten.

Bij alle schimpscheuten wordt de gedachte dat Hermans niet kan bewonderen in deze bundel gelogenstraft. Zo wijdt hij kritische woorden aan de biografische roman Tine van Nelleke Noordervliet (1987) maar roemt hij ook haar ‘moed en originaliteit’. Voor het platenboek Delirious New York dat architect Rem Koolhaas maakte (1978) toont hij een ongebreideld enthousiasme.

637 bladzijden is veel, ik ben er dagen zoet mee geweest. Maar ik heb me geen moment verveeld, en heel wat afgelachen.

Anton Brand

Willem Frederiks Hermans – Door gevaarlijke gekken omringd. De Bezige Bij, Amsterdam.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 28 oktober 1988.