Wat had kunnen zijn

Rob van Essen heeft de eerste J.M.A Biesheuvelprijs gewonnen voor de beste Nederlandse korteverhalenbundel. Een nieuwe prijs bij de aftrap van een nieuwe themaweek: de Week van het Korte Verhaal. Een initiatief dat hoognodig was. Van Essen wordt door de jury geroemd om zijn ‘rijke register aan personages’, een scala aan uiteenlopende emoties oproepend. Hij is tevens recensent Angelsaksische literatuur voor de NRC. Benieuwd hoe hijzelf de bundel Engeland en andere verhalen van de veelvuldig bekroonde Engelse schrijver Graham Swift (1949) beoordeelt.

Engeland_Graham SwiftWant voor deze grootmeester van de twist – daarmee niet de dans bedoelend, maar de manier waarop hij dagelijkse taal, de eenvoudige woorden, net genoeg weet te kantelen om het maximale effect te bereiken – geldt eigenlijk hetzelfde. Swift is romancier pur sang – kreeg onder meer voor zijn roman Last Orders (1996) de prestigieuze Booker Prize – en bundelde slechts eenmaal eerder, in 1982, korter werk. In de voorliggende bundel trekt hij wat tijdspanne én wat mogelijkheden aan intermenselijke verhoudingen betreft alles uit de kast. Het lijken teksten die achteloos een situatie schetsen. Personages van jong tot oud worden voor het blok gezet, maar Swift dwingt ze nergens toe. Het is de lezer die zich genoodzaakt ziet om een keuze te maken. De open eindes zijn daarbij een extra prikkel.

Feitelijk is het korte verhaal een moeilijker genre. De omvang behoeft een extra scherp snijdende observator. Swift weet binnen de grenzen met enkele rake woorden de personages tot leven te wekken. Ze dringen meteen bij je binnen, geven je nauwelijks de kans om langs de zijlijn te blijven. Waar je het ene moment nog sympathie voelt voor een protagonist, kan dat binnen een paar zinnen ineens zijn omgeslagen, en omgekeerd uiteraard. De gevoelens besluipen je, in alle gradaties. Geen aankondiging, geen uitleg. Swift behandelt zijn personages met respect. De empathie ligt opgesloten in de taal zelf. Een subtiele vorm van ‘handle with care’. Maar ondertussen liggen de vraagstukken wel op tafel. Net als in zijn romans laat de schrijver zien waartoe taal bij machte is en hoe de woorden vrijwel door iedereen net weer even anders worden geïnterpreteerd. Communicatie is confusie.

Tja, eigenlijk zijn deze verhalen mini-romans. Geen ideeën voor groter werk, geen opzetjes, daarmee doe je ze te kort. Het zijn stuk voor stuk afgeronde entiteiten, die elk op zich inzicht verschaffen in het wel en wee van de mens. U weet wel: de condition humaine. Het allersterkst is de schrijver wanneer hij vrienden, studiegenoten of echtparen, ongeveer van zijn eigen leeftijd, laat terugkijken op hun leven en op ‘wat had kunnen zijn’ en ‘wat beter achterwege had kunnen blijven’. Maar net zo goed geeft hij een verrassend inkijkje in het schijnbaar zorgeloze leven van twee jonggeliefden die na hun huwelijk naar een notaris gaan om in feite hun dood vast te leggen. Met het opmaken van de akte, en nadien het nalaten van het uitspreken van een paar simpele woorden, is het verval eigenlijk al ingezet. Een simpele, niet overhandigde liefdesbrief – ook een erfenis dus! – wordt, zonder dat er een woord in veranderd is, in de loop van de tijd ineens een nepbericht c.q. sneer achteraf en uiteindelijk, na het verstrijken van nog meer tijd, een ogenschijnlijke smeekbede.

Swift laat je alledaagse zaken met nieuwe ogen zien. Ja, zelfs de gepokte en gemazelde mens. In het verhaal ‘Mensen zijn het leven’ zit alle kunde, alle kunst van Swift samengebald. Een kapper, al decennia in het vak, knipt de laatste klant van de dag. Een vaste klant, iemand die met hem is meegegroeid, of beter: een man van wie hij de haargrens in de loop der tijd heeft zien wijken. Elke keer onder begeleiding van dezelfde kout, het bekende chitchat tussen kapper en klant. Maar er sluimert iets. Het lijkt alsof beiden de behoefte hebben om hun leven te resumeren, wellicht zelfs te herschikken. Het is razend knap hoe Swift gebruikmaakt van de spiegel waarin zowel kapper als klant zichzelf bekijken, ongewild een soort van paar vormen en zichzelf en de ander recht in de ogen kunnen kijken.

Je kunt conclusies trekken uit de manier waarop mensen naar hun eigen gezicht kijken. Het is niet iets wat ze vaak doen of zelfs maar willen doen, maar bij de kapper heb je weinig keus. […] Bij de kapper betalen ze om naar hun eigen gezicht te kijken, en als ze dat doen, zie je wat er gaande is. Aan iemands hoofdhuid is weinig te zien. Hoewel ik weleens denk: vlak daar onder mijn vingers heb je zijn schedel, zijn hersens en elke gedachte die erdoorheen gaat.

Je voelt als het ware hoe de kapper, van oorsprong een Griek, een filosoof light, maar wel een met snoeiharde conclusies, het leven van de man uit het spiegelbeeld en de hoofdhuid trekt, hoe hij daarbij, ahum, de schaar zet in zijn eigen leven en tegelijkertijd vriendschap en liefde herdefinieert. Heeft een mens vrienden of zijn het eigenlijk ‘afspraken’, mensen die je eens in de zo veel tijd treft. De kapper weet niets van de klant – hij werkt niet met afspraken – maar ‘gebruikt’ hem als figurant om het leven in het algemeen te verklaren. Dit alles zonder belerend te zijn, zonder een moment irritatie op te wekken, gebracht zelfs met een dosis fijn onderkoelde humor. Zeven pagina’s waar je nog lang op kunt teren. Een bezoek aan de kapper zal nooit meer hetzelfde zijn.

Het laconieke slot:

… dan trekt hij zijn jas aan en rekent af. Je geeft hem zijn wisselgeld, tenzij hij zegt dat je het mag houden. Daarna komt altijd het moment dat hij zich omdraait en je geeft hem een klopje, of tenminste, dat doe ik altijd, een klopje dat je afmaakt door hem heel even een kneepje in zijn schouder te geven, een fractie van een seconde maar het betekent: dank je, dank je voor de fooi, maar het betekent ook: zo, nu ben je klaar, nu ben je weer helemaal het heertje. Ga nu maar en leef je leven.

Dat is in feite wat Swift met deze hele bundel doet, nu ja, met zijn hele oeuvre. Hij ontleedt met verfijnde taal de cyclus van het leven. Onderhuids uiteraard, de lezer zal geen onvertogen woord lezen. Geen filosofisch geneuzel, geen opzichtig geanalyseer. Hij weet van de kleinste dagelijkse handeling – het pakken van een mes uit een keukenla bijvoorbeeld – een bijzondere gebeurtenis te maken die geladen is met verwachting, met spanning, met een delicate sfeer. En daarnaast weet hij de grote thema’s – de advocaat die van zijn dokter een doodsbericht krijgt – terug te brengen tot normale proporties. Uitsluitend, ja, het lijkt zo vanzelfsprekend, met behulp van de taal, met het zinnetje: ‘ik ben alleen’. Dat, hoe roerend, tegelijk eenzaamheid én kracht blijkt uit te drukken.

Ga nu maar en leef je leven, zegt deze bundel. U bent geknipt en geschoren. Maar dat leven zal na lezing van Engeland en andere verhalen, of liever nog het hele oeuvre van Swift, niet meer hetzelfde zijn. Ja, de wereld blijf doordraaien ook als we er niet meer zijn, maar Swift maakt dat bijzonder intens invoelbaar. Dat heeft iets ongemakkelijks, maar is tevens simpelweg wonderlijk mooi.

Guus Bauer

Graham Swift – Engeland en andere verhalen. Vertaald door Paul van der Lecq. Hollands Diep, Amsterdam, 304 blz. € 19,99.