Korte verhalen zijn van alle tijden. Guy De Maupassant, Anton Tsjechov en Raymond Carver zijn slechts enkele auteurs die de tand des tijds doorstaan hebben. Dichter bij huis zijn Thomas Heerma van Voss en Annelies Verbeke grote voorvechters van het genre. Joost Zwagerman wijdde er met De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 100 verhalen zelfs een ganse bloemlezing aan. Ook literaire hype Griet Op de Beeck kan niet langer achterblijven en werkt naarstig aan haar eerste bundel korte verhalen. Korte verhalen zijn dus niet alleen van alle tijden, ze zijn bovendien hot.

Nog tot 21 februari loopt voor het vierde jaar de Week van het Korte Verhaal. In deze week wou ik aandacht besteden aan Knockemstiff van Donald Ray Pollock. Deze verhalenbundel uit 2008, die in het Nederlandse taalgebied pas recent in vertaling uitgegeven werd, kwam er na het succes van Al die tijd de duivel uit 2011. Over dit laatste boek schreef ik reeds een recensie voor TZUM . Extra aandacht voor Pollock leek me dan ook niet nodig. Knockemstiff is trouwens een leuke verhalenbundel, maar wie Al die tijd de duivel las, zal weinig tot niet verrast worden.

Dus over naar een andere schrijver. Uit de aangroeiende stapel boeken op mijn bureau selecteerde ik Voorbij het licht van de voor mij onbekende schrijver Jonas Buyneel uitgegeven bij de even onbekende uitgeverij Aquazz. Ik geef toe dat ik met licht scepticisme aan de lectuur van de bundel begon. Zeven ongewone verhalen over mensen die ondanks hun unieke talenten hun plaats in de maatschappij niet vinden. Hoe dikwijls heb ik dergelijke woorden al niet gelezen op het achterplat? En hoe dikwijls heb ik dan na 30 bladzijden lectuur het boekje geklasseerd onder de noemer niet recenseren? In het gezelschap van een glas Chardonnay sloeg ik de eerste pagina open en … las het boek (128 p.) op een avond uit.

Voorbij het licht

Dit wil niet zeggen dat dit boek een meesterwerk is, daarvoor is de taal nog niet sterk genoeg. De auteur trapt nog teveel in de uitlegval, waarbij hij ziet, zegt, voelt, uitlegt wat er gebeurt. Maar ondanks die kleine schoonheidsfouten verdienen de zeven verhalen in de bundel zeker de nodige aandacht. Hiervoor keer ik opnieuw terug naar het achterplat:

Jonas Bruyneel verweeft fictie en non fictie (sic) tot een eigen wereld waarin het boeiend vertoeven is.

Het is een vrijblijvende statement die me toelaat in te zoomen op deze verwevenheid tussen fictie en non-fictie, want dat is inderdaad de kracht van Bruyneel. Ligt het aan zijn achtergrond als cultuurjournalist en filmcriticus, maar zijn verhalen zijn inderdaad heel filmisch en sequentieel geschreven.

In ‘Herinneringen uit Neuschwabenland’ stuit een ik-verteller op dagboekfragmenten uit 1982 van een onbekende jongen. Deze fragmenten voeren de lezer in ware Boys from Brazil-stijl naar een ondergrondse wereld waarin een aantal uitverkoren nazi’s zich terugtrokken na de capitulatie van het Derde Rijk. Hun maatschappij is slechts mogelijk bij gratie van voorraden uit de buitenwereld en wanneer die plots stoppen valt hun georganiseerde wereld in duigen. Mens wordt dier om uiteindelijk te sterven. Alleen de geheimzinnige dagboekschrijver overleeft, maar Bruyneel laat ons in het ongewisse wat er verder met hem gebeurd is. Bruyneel oordeelt niet wanneer hij de ondergang van dit rijk registreert. Wat hij ziet is wat de lezer leest.

In ‘Bucuresti’ beschrijft de auteur de dood van Tinerilor Cazuti tijdens de rellen van 21 december 1989 in Boekarest. Net zoals in de film Rashomon belicht Bruyneel deze dood vanuit het standpunt van verschillende personages uit de naaste omgeving van Cazuti. Hieruit blijkt dat iedereen zijn eigen verhaal heeft en Cazuti’s dood vanuit dit eigen verhaal inkleurt.

Bij momenten doet de schrijver me denken aan de fantastische verhalen van Jorge Luis Borges. In ‘De Mattheuspassie’ wordt een koorknaap langzaam onzichtbaar door het verlies van zijn castraatstem.

Ik moet zingen, denkt hij. Alleen door zingen besta ik, dus door zingen kan ik terugkeren .

Op geen enkel moment kreeg ik echter de indruk dat dit verhaal onmogelijk was, omdat de auteur een perfecte balans weet te bewaren tussen feit en fictie.

Met Voorbij het licht bewijst Jonas Bruyneel dat hij een verhaal kan vertellen. Met oog voor detail en omgeving schept hij een omgeving waarin zijn (fictieve) personages tot leven komen. Alleen zijn taal heeft nog nood aan een strengere redacteur.

Yves Joris

Jonas Bruyneel – Voorbij het licht. aquaZZ, Arnhem, 128 blz. € 13,95.