Van dakspant tot onderaards meer

Of Joris van Casteren de in 2012 overleden journalist Gerard van Westerloo kende, weet ik niet, maar hij behoort zeker tot zijn school. Van Westerloo was, zeker in zijn hoogtijdagen bij Vrij Nederland, de meester van de reportage. Een journalist moest niet achter zijn bureau blijven plakken, maar de straat op. Praat met gewone mensen, niet met de bestuurders. Het station, over het Centraal Station in Amsterdam, is een schoolvoorbeeld van die vorm van journalistiek.

station van casterenIedere treinreiziger kent het Centraal Station wel: de drukte, de continue verbouwingen, de omroeper die je nooit kunt verstaan, het gevaar dat je portemonnee gerold wordt, de blijdschap als je eindelijk het gebouw uit bent. Van Casteren ging juist het gebouw in en liep mee met de ‘vaste bewoners’ van het pand: de zwervers, de cateraars, de wc-juffrouw, de beveiligers, de opsporingsambtenaren, de stationschef, de rondleider, de technische adviseur. Hij komt op alle plekken: onder de dakspanten waar de koelmachines voor de winkels in de hal beneden staan, maar ook in de catacomben waar een onderaards meer ligt dat genoeg water herbergt om de sprinklerinstallaties te kunnen voorzien bij calamiteiten.

Omdat Van Casteren af en toe in de archieven duikt (maar gelukkig geen historisch boek maakt) en met oud-werknemers van de NS spreekt, krijg je ook een goed beeld van het station door de jaren heen. Was een paar decennia terug de overlast van junks, hoeren en schandknapen het ergst, nu zorgen zwervers, zwartrijders en mensen die lijden aan de ziekte van Heineken voor de meeste problemen. Van Casteren registreert niet alleen wat er gebeurt, hij participeert ook, zo helpt hij een zwerver aan een nieuwe slaapzak. Dat is misschien wel het mooist wat je kunt lezen in Het station: het geschipper tussen regeltjes en mensenlijkheid.

Van Casteren maakt duidelijk dat tegenwoordig zo’n beetje alles aan voorschriften gebonden is. Een stationschef heet nu een locatiemanager, die rapporten schrijft om de chaos tegen te gaan. Het familiebedrijf dat al 125 jaar de wc’s beheert, zal waarschijnlijk overgenomen worden door 2theloo. Maar ondanks de verhuftering van de passagiers zijn er op dat station ook veel mensen te vinden die rekening houden met een ander. Zoals Aysel, een van oorsprong Turkse vrouw die werkt bij Veiligheid & Service en haar eerste kerstpakket ‘waar varkensvlees in zat’ aan de zwervers meegaf. Intussen is ze gehard: ‘Het heeft lang geduurd, maar de gevoelens van liefdadigheid zijn compleet uit mijn systeem.’ Bij anderen is het nog niet zover, zoals bij de man van de kluisjes die een halve bak bami in een van de kluisjes vindt. Misschien van een zwerver.

Eigenlijk mag het niet maar Isler zet de bak bami in de koelkast, naast zijn eigen lunchpakket. ‘Misschien arme man, moet goed zijn van vertrouwen.’

Dat het door Pierre Cuypers ontworpen gebouw sinds 1889 dezelfde functie heeft kunnen behouden, mag een wonder heten, maar de vernieuwingen lijken het negentiende-eeuwse karakter niet aan te tasten. De mensen, die veranderen wel. Met Het station heeft Van Casteren weer een mooi boek aan zijn oeuvre toegevoegd.

Coen Peppelenbos

Joris van Casteren – Het station. Bas Lubberhuizen, Amsterdam. 160 blz. € 17,95.