Ploegen

Persoonlijk heb ik weinig tegen streekromans. Sterker nog, Dorp aan de rivier van Antoon Coolen is een van mijn favoriete romans, al kun je je afvragen of dat een streekroman in de strikte zin van het woord is. Om die reden schrok ik ook niet terug voor het door Arjan Peters en Jeroen Vullings geprezen Bruiloftslied van de jong gestorven Stig Dagerman (1923-1954), dat zich afspeelt in een klein Zweeds dorp. En als de schrijver zelf als een van de grootste schrijvers van de moderne Zweedse literatuur wordt beschouwd en dit boek als zijn meesterwerk, dan is de belangstelling meer dan gewekt.

Hoe conventioneel de setting van de roman ook mag zijn, Dagerman koos niet voor een conventionele vertelwijze. Sommige passages lezen bijna als poëzie:

Het bed is vol steentjes en knarst als een voorlezer. En je bent bang dat er iemand komt. Bang ben je ervoor en bang ben je erna. En ermiddenin ben je ook bang. Het ritselt onder het kussen, kijk. Het is de rode postwissel. En wie staat er achter de wand te grijnzen? Wie klopt er op het raam voordat de nacht voorbij is? Jawel, de ambtenaar van de kinderzorg, die grote gaten in de dauw maakt.

Bruiloftslied

Raadselachtig allemaal, maar het lyrische proza van Dagerman – ook tegen lyrisch proza heb ik niets – wist mij maar niet te betoveren. Zijn verhaal over deze kleine dorpsgemeenschap wil de eerste tachtig pagina’s ook nauwelijks tot leven komen; ik moest me er werkelijk doorheen ploegen. Een iets groter fragment:

‘Zo, als hij maar niet over de maaimachine heen rijdt.’
Ze voert ’m naar het raam en laat hem zien hoe ver de auto van de trekbomen af staat. De maaimachine is de ouwe z’n grote liefde. Rudolf kwam op een nacht thuis van Rullans sofa. Kwam stil aan over de binnenplaats, het was niet stikdonker. Toen zag hij de ouwe op het zitje zitten. Hij deed also hij de leidsels in zijn hand hield. Propro, riep hij naar de onzichtbare paarden. En ze gingen er vast vandoor, maar Rudolf moest lachen. Ging stilletjes naar binnen en maakte Irma en Hildur wakker. En Irma moest ook lachen. Maar Hildur zweeg.
Nu merkte ze dat de ouwe d’r van opzij aankijkt, uitzonderlijk verstandig voor zijn doen.
‘Jij lief, jij,’ snauwt hij. ‘Sinds wanneer is die schoonzoon zo slank?’
Ze kijkt naast ’m naar buiten. Eenoor staat op het erf in een vies schort en pakt koteletten uit de cabine. Heeft vast op ze gezeten zoals hij altijd doet, de smeerlap. Maar dat zal spoedig anders worden. In de wagen loeit een kalf. De ouwe pakt haar hand stevig vast.
‘Het is Westlunds knecht maar, die het vlees komt brengen.’
Ze zoekt naar Svea maar Svea is er niet bij. Ze ligt vast nog te luieren. Maar binnenkort heeft ze genoeg geluierd. De luilak. Harder en harder knijpt de ouwe in haar hand. Triomf, hoogmoed glanst op zijn gezicht.
‘Maar dat kalf komt uit mijn stal,’ schreeuwt hij triomfantelijk.’

Wat hebben we hier nu precies gelezen? Het is een ratjetoe, en zo gaat het maar door in dit boek. Op de flaptekst wordt gesproken van ‘kleurrijke personages’, maar die blijven morsdood. Ook wordt er melding gemaakt van humor, maar die heb ik niet mogen aantreffen of die moet zich in het tweede gedeelte openbaren, iets waaraan ik niet ben toegekomen. Nee, geef mijn portie maar aan Fikkie. Nu ik toch bezig ben, Het oude Frankrijk van Roger Martin du Gard (De Thibaults), waar ik ook naar had uitgekeken, en dat in zekere zin als een anti-streekroman is te lezen, viel me ook al zo tegen. De twee teleurstellingen van 2014. Jammer allemaal, maar we ploegen verder.

Johannes van der Sluis

Stig Dagerman – Bruiloftslied. Vertaald door David Grävling. Koppernik, 246 blz. € 18,50.