Intellectuelen op de vlucht

Op 30 april weten we of Mark Schaevers’ Orgelman de Gouden Boekenuil 2015 naar huis mag meenemen. In die roman beschrijft Schaevers leven en werk van de schilder Felix Nussbaum. Van het werk van deze beroemde Interbellumkunstenaar bleef niet veel over na de barbaarse nazidictatuur. Meer dan 50 jaar later richtte zijn geboortestad Osnabrück een museum op om eerherstel te brengen aan een van de belangrijkste joodse schilders van de twintigste eeuw. Het schilderij Am Kai in Ostende van deze Nussbaum siert de cover van Oostende, de zomer van 1936 dat dit jaar in herziene druk verscheen bij uitgeverij Atlas Contact.

oostende-de-zomer-van-1936Het boekje over de Oostendse kunstenaarsenclave tijdens het Interbellum dateert al van 2001, maar werd dit jaar – wellicht in het kader van Schaevers’ nominatie voor de Gouden Boekenuil – herwerkt en opnieuw op de markt gebracht. Over de inhoud kan ik kort zijn. Door het oprukkende nazisme zien niet alleen joodse kunstenaars en intellectuelen, maar ook gelijkgezinden zich genoodzaakt om Berlijn, en in een later stadium Wenen te ontvluchten. Steden als Brussel en Parijs vormen een mooie uitvalsbasis om hun leven in ballingschap verder te zetten. Door de toenmalige rechtstreekse treinverbinding tussen Parijs en Oostende, zakten vele kunstenaars van tijd tot tijd af naar de koningin der badsteden. Schrijvers als Stefan Zweig, Joseph Roth en Irmgard Keun vinden elkaar terug in het gezelschap van de bekende reporter Egon Kisch, uitgever Walter Landauer en de communist Arthur Koestler. Op de Oostendse terrassen verdrijven ze hun ennui met drank en een constante zoektocht naar geld.

Schaevers weet perfect de tijdgeest te beschrijven en de intellectuele vlucht van deze bannelingen terwijl de nazistische olievlek zich steeds verder uitspreidt. Het nadeel is echter dat deze mensen alleen maar doen wat ze doen. Ze drinken, filosoferen over de huidige toestand en trachten te overleven met de steeds minder wordende inkomsten die ze hebben. Alleen Zweig, die uit een gegoede familie komt, heeft minder te lijden waardoor de rest van het gezelschap hem als de eeuwige melkkoe gaat beschouwen. Roth wordt Kisch, wordt Keun, wordt Koestler. De personages worden inwisselbaar, hun verhalen eveneens. Dat het niet goed zou aflopen met de meesten onder hen is vanaf het begin duidelijk. Roth dronk zich letterlijk dood, Koestler pleegde op latere leeftijd zelfmoord en Landauer stierf de hongerdood in Bergen-Belsen.

De herziene uitgave is voorzien van talrijke archiefbeelden die de verhalen dichter bij de lezer moeten brengen. Ook de leuke terzijdes van Schaevers zelf – waarin hij op ludieke wijze zijn visie op bepaalde toestanden geeft – getuigen van veel research en een gedegen kennis van het onderwerp. De sterkte van dit boekje is tegelijk daardoor ook de grootste zwakte geworden. Ondanks het vele bronnenmateriaal en opzoekingswerk kan ik alleen maar concluderen dat er bijna niets gebeurt. De Olympische Spelen van 1936, de wereldsituatie: ze lijden eronder, maar ze laten ze ook gelaten passeren. Hun bestaan kabbelt even saai voort als de aanrollende golfjes op het strand van Oostende.

Oostende, de zomer van 1936 is een goede vingeroefening geweest om Felix Nussbaum te laten ontsnappen uit de kuststad en opnieuw te laten opduiken in Orgelman. In tegenstelling tot deze laatste zal Oostende, de zomer van 1936 geen prijzen wegkapen, maar het was wel onderhoudende lectuur op weg met de trein naar de koningin der badsteden om opnieuw even rond te dwalen in de voetsporen van de Interbellumkunstenaars.

Yves Joris

Mark Schaevers – Oostende, de zomer van 1936 Atlas Contact, Amsterdam. 144 blz. € 17,99.