(21 november 1946, Groningen, De Ranitzstraat 18A)

Johan van Zweden duikt op

De schilder herkent zijn leerling niet die verschijnt
in zijn donkere Groningse woning. Verraderlijk zicht.

Uit Van Zweden is een hoop herkenbaars verdwenen:
Winschoten, weilanden, morgenrood.

‘Hij heeft namelijk nogal een en ander meegemaakt,’
schrijft Altink. ‘Vught, Dachau, vlektyphus.’

Over de kunst van het herkennen is al veel geschreven,
honden bijvoorbeeld hebben hun geheugen in de neus.

Het verleden is niet samen te vatten in een paar uur,
hij praat de tijd aan elkaar, maar laat details achterwege.

De ogen stellen bij. De trein rijdt naar het zuiden,
en van vriendschap kent hij de beperkte duur.

Coen Peppelenbos

Jan Altink herkent zijn oud-leerling Johan van Zweden niet meer als hij plotseling opduikt bij zijn huis. Van Zweden heeft in diverse kampen gezeten en was bijna bezweken aan vlektyfus.

Bron: Marriëtta Jansen en Jikke van der Spek (samenstellers) – Jan Altink – Iconen van het Groningerland. Philip Elchers, Groningen, 2011.

F. van Dijk, C. Hosteenge, H.C. Scheerder, T. Wibaut-Guilonard – Johan Hendrik van Zweden, Leven en werken. Stichting Behoud Beeldende Kunsten Groningen, Groningen, 1996.

Dit gedicht verscheen eerder in Muziek voor twee vrouwen. Philip Elchers, Groningen, 2012.