Vitamine L (literatuur) en T (toekomst) zijn de beste bijvoeding

‘Zo, zijn jullie daar! Eindelijk! Het werd verdomme tijd ook…’ Dat denkt Nico Rost als de Amerikanen op 29 april 1945 het concentratiekamp Dachau bevrijden. De nazi’s waren voor een groot deel al vertrokken. De omstandigheden in het kamp waren verschrikkelijk: al maandenlang stierven tussen de honderd en tweehonderd man door uitputting, diarree of vlektyfus. In de laatste dagen worden alle joden in het kamp nog in wagons bijeengedreven. Daar blijven ze in zitten, zonder eten en drinken. Vijf dagen eerder schrijft Rost nog in zijn dagboek Goethe in Dachau: ‘De hele ochtend reeds duikvliegers boven het ss-kamp. Waarom verhinderen die de evacuatie van de Joden niet? dat moet toch mogelijk zijn?’

covergoethekleinNico Rost, schrijver, journalist en vertaler, begin zijn dagboek op 10 juni 1944 in Dachau als hij in het ‘Revier’ ligt, de ziekenboeg van het kamp, waar de omstandigheden als je niet al te ziek bent een fractie beter zijn dan daarbuiten. Op papiertjes die hij krijgt, maakt hij zijn aantekeningen tijdens het laatste oorlogsjaar tot aan de bevrijding. Voor de oorlog vertaalde Rost veel boeken van het Duits naar het Nederlands, onder meer van Alfred Döblin en Hans Fallada. In 1941 trouwt hij met een joodse vrouw en in 1942 wordt hij, communist, opgepakt en via Vught naar Dachau gebracht.

Ieder mens heeft zijn eigen overlevingsstrategieën, maar voor Nico Rost is het nadenken en schrijven over literatuur het belangrijkste mechanisme om in leven te blijven:

Het is immers in de eerste plaats een middel om al mijn gedachten en m’n energie op de literatuur te concentrereen – elke dag opnieuw als het gaat, om daar door niet steeds aan Edith [zijn vrouw] en Tijl [zijn zoon], aan mezelf, aan eten enz. te denken. Een soort zelfverdediging dus. En tot nu toe heeft het me geholpen…

Maanden later schrijft hij:

Wie over eten begint te praten krijgt steeds méér honger. En degenen die het meest over de dood praten, zijn het vlugst gestorven…
Vitamine L (literatuur) en T (toekomst) lijken me de beste bijvoeding…

Via de bibliotheek in het kamp krijgt hij boeken in handen, soms laat een overleden gevangene een boek na, maar hoe hij ze ook krijgt, elk woord gebruikt hij om zijn eigen geest te scherpen. Daarbij blijft hij zijn liefde behouden voor de Duitse literatuur en probeert hij ook over de grenzen van zijn communistische wereldbeeld heen te kijken door contact te zoeken met katholieke intellectuelen die ook in het kamp zitten opgesloten.

Die behoefte steeds opnieuw te leren en te studeren heb ik nooit dringender gevoeld dan hier, en ik maak gretig van elk vrij ogenblik gebruik om te studeren. En ook ik voel me daardoor jonger dan ooit – ondanks al deze ellende.

Niet elk boek houdt stand ‘in deze atmosfeer – met elk uur de dood voor ogen’. De ‘onwaarachtigheid, de schijnheiligheid en zelfverafgoding’ van Rousseau in zijn memoires kan Rost niet verdragen. Voor literatuur is één ding belangrijk: eerlijkheid. ‘Een literaire maatstaf, die ik vroeger nooit aanlegde, maar die zich me nu als het ware opdringt.’

Dankzij onder meer zijn administratieve taak in de ziekenbarakken, zo’n achttien in getal, komt Rost in contact met veel schrijvers, politici en kunstenaar. De Ploegkunstenaar Johan van Zweden wordt genoemd (die de vlektyfus zal overleven), Wiardi Beckman, die vlak voor de bevrijding overlijdt, evenals de oude ontwerper Chris Lebeau (hij maakte het beroemde omslag voor De stille kracht van Louis Couperus) die door halsstarrigheid (hij weigert soep te eten omdat hij als vegetariër vreest dat er vlees in kan zitten) zijn eigen einde bespoedigt. En komen er nog veel namen langs waarvan je er sommige wel kent en andere niet, maar achterin het boek is een uitvoerig notenapparaat opgenomen.

Dit is de vierde druk van het boek en het komt me voor dat dat wat weinig is. Komt het omdat Rost voor de oorlog een nogal vuile aanval op Jef Last had geplaatst omdat deze niet recht in de leer was? Heeft Rost zijn trekken na de oorlog thuis gekregen toen hij op zijn beurt werd aangevallen niet recht in de communistische leer te zijn, zoals Ewout van der Knaap in het nawoord stelt? De beschrijving van Rost van het hufterige gedrag van de Polen werd als te nationalistisch gezien. Is de figuur Rost kortom te weinig lelieblank om hem te gebruiken als goed voorbeeld voor kampliteratuur?

Hoe je het ook wendt of keert, als je dit dagboek geïsoleerd leest dan komt er vooral een humanistisch gedachtengoed uit naar voren. Je moet een volk niet beoordelen op de slechtsten onder hen. Je moet je ook interesseren voor opvattingen buiten je eigen wereld om. Je moet kennis nemen van de literatuur omdat literatuur je leert nadenken. ‘Maar tegen vlektyfus zal ook Goethe me niet kunnen beschermen…’ Al houden Goethe (en Stendhal) wel stand ’te midden der vlektyfusepidemie’. Ik vond Goethe in Dachau een indringende leeservaring. Het boek verdient meer lezers.

En toen las ik de krant en zag ik een reportage van een schrijfster die een mediatraining had gevolgd en besefte ik hoe ver we zijn afgedwaald van literatuur en schrijvers die ideeën centraal stellen.

Coen Peppelenbos

Nico Rost – Goethe in Dachau. Redactie Bert Aanstoot en Nils Buis. Nawoord: Ewout van der Knaap. Uitgeverij Schokland, De Bilt. 272 blz. € 24,00.