De gekte van haar tijd

Geprezen zijn de schrijvers die lezers aan het lachen maken, iets wat overigens eveneens geldt voor mensen die je in de wereld buiten het boek tegenkomt. Schrijvers kunnen het op alle fronten laten afweten, qua onderwerpkeuze, plot, stijl of karaktertekening van de personages, maar met humor valt of staat het geschrevene, al is het maar in een beperkte dosis aanwezig – een schrijver mag de hele roman serieus zijn, maar op een zeker moment zou hij even moeten knipogen. Nu zijn er verschillende opvattingen over wat humoristisch is en wat niet. Ware humor is filosofisch gezien vermoedelijk gelegen in de al dan niet bewuste wetenschap dat we in een absurde wereld leven; er rest ons weinig anders dan erom te lachen, want in het andere geval zouden we eraan te gronde gaan.

Cheever-WapshotLachen verlicht, het bevrijdt ons, al is het maar voor even, van de loodzware gedachten die kunnen ontstaan als we de absurditeit van de wereld tot ons door laten dringen. Het tragische en komische zijn zoals bekend twee kanten van dezelfde medaille. Tragisch is uit het veld geslagen worden door de absurditeit, of de erkenning dat ertegen vechten zinloos is, soms is zij moegestreden; in het komische is de hoop nog niet opgegeven, zij komt tegen de absurditeit in opstand, maar in het besef dat de absurditeit niet kan worden overwonnen – het fatale basisprincipe van tragiek. Zij zegt tegen haar vijand: kom binnen en maak het uzelf gemakkelijk om hem later lachend via de achterdeur weer naar buiten te leiden. Slechte humor is als een gemankeerd wapen, zij staat machteloos tegenover de absurditeit, raakt erdoor verward, bestrijdt slechts oppervlakkigheden of het mes is gewoonweg te bot. De groteske is misschien de ultieme vorm van humor, want zij is buigzaam, laat zich vervormen – Bakhtin merkt in zijn studie over Rabelais op dat het groteske lichaam bestaat uit lichaamsdelen die buitenproportioneel zijn – maar weet omdat ze zo flexibel is weer in de juiste vorm te komen. De groteske werkt regenererend maar als ze te ver doorbuigt, is de destructie, oftewel de gekte of het psychotische nabij, de absurditeit zegeviert. Waar de normaliteit ophoudt en de gekte begint, is zoals ook bekend vaak moeilijk te zeggen, maar de ware schrijver, zoals we bij Deleuze lazen, schrijft in een psychotische toestand.

De laatste tijd heb ik zelden zo gelachen om een boek als de groteske roman Schandaal in de familie Wapshot van John Cheever, en dan met name de vliegtuigscène, waar ik wat gedetailleerder bij stil zou willen staan om een indruk te geven van het groteske – in de groteske is het (uitvergrote) detail van belang – en omdat mocht u niet aan het lezen van de roman toekomen, wat zonde zou zijn, u toch wellicht even hebt kunnen lachen; ook de recensent moet af en toe de lezer aan het lachen maken. De situatie is als volgt: Coverly Wapshot is op weg naar huis, hij komt terug van een wetenschappelijke conferentie in Atlantic City over explosieven. Zijn vliegtuig heeft vertraging en er is sprake van een vliegtuigongeluk in Colorado, zijn bestemming. ‘Het gaat wel goed,’ fluistert een oude dame naast hem in de vertrekhal tegen een oudere vrouw, ‘het is niet gevaarlijk. Het is niet gevaarlijker dan met de trein. Ze vervoeren jaarlijks miljoenen passagiers. Het gaat wel goed.’ Maar in haar ogen lag de angst voor de dood, schrijft Cheever. In het vliegtuig doet een stewardess haar bril af waardoor holle ogen tevoorschijn komen ‘waarmee ze gepijnigd de wereld in tuurde.’ Een man naast Coverly met een adem die naar whisky ruikt, stelt zich aan hem voor en overhandigt hem een cadeautje. Het is een vergulde dasspeld, de man verklaart dat hij per jaar twee tot drieduizend spelden weggeeft omdat het een ‘leuke manier is om vrienden te maken’. ‘Ik brei sokken voor astronauten,’ zegt de vrouw naast hem, ‘ik heb de afgelopen zes weken tien paar sokken naar Cape Canaveral gestuurd. Ze hebben me er niet voor bedankt, dat is waar, maar ze hebben ze ook niet teruggestuurd, dus dan denk ik maar dat ze gedragen worden.’ Tijdens het opstijgen valt een groot paneel met een klap op de grond, waarna de man naast Coverly met de stem van een bard zijn levensverhaal begint te vertellen. Cheever schrijft dat de witte blouse van de stewardess bij het serveren van de cocktails uit haar rok kroop als ze zich vooroverboog en dat de rugleuningen zo hoog waren als de schotten rond antieke kerkbanken.

Dan gaat de deur van de cockpit open en Coverly ziet de gezagvoerder door het gangpad lopen. Hij is ziekelijk bleek en heeft net zulke holle ogen als de stewardess. Coverly vraagt zich af of hij misschien een vriend was van de piloot en de bemanningsleden die een paar uur eerder waren neergestort. De gezagvoerder loopt met de stewardess mee en zij schenkt voor hem een papieren bekertje met whisky in. Als de deur van de cockpit weer dicht is, duikt het vliegtuig direct zo’n zeshonderd meter omlaag. Cocktails vliegen tegen het plafond, mannen en vrouwen worden het gangpad ingeslingerd, kinderen beginnen te krijsen. ‘O mijn God,’ zegt de stewardess en als de stem via de luidsprekers om attentie vraagt, vraagt Coverly zich af of dit de laatste stem is die hij zal horen. Hij denkt terug een operatie waarbij hij vanuit het ziekenhuisraam zicht had op een appartement aan de overkant waar een dikke vrouw een vleugel stond af te stoffen; tijdens het verliezen van het bewustzijn voelde hij zich verongelijkt dat het laatste wat hij van de wereld zag een dikke vrouw was die een vleugel stond af te stoffen.

the-wapshot-scandalHet vliegtuig blijkt gekaapt te zijn door iemand die door de vliegmaatschappij is geschorst vanwege zijn politieke opvattingen. Hij maakt bekend dat het een roofoverval is. ‘Praat met me, praat met me,’ zegt de vrouw naast Coverly. ‘Zeg alstublieft iets tegen me, het geeft niet wat.’ Hij knikt haar toe, omdat zijn tong te dik is vanwege de angst. Op dat moment begint een vrouw ‘Nader, mijn God, bij U,’ te zingen: ‘De gewone zangstem van een kerkkoorlid, een vrouwelijke, keurige sopraan die eens per week in het gezelschap van haar buren opklonk.’ Al snel begint het hele vliegtuig mee te zingen, of alleen het refrein: ‘Ze zongen eerder opstandig dan in vrome eerbied; ze zongen omdat ze daarmee iets te doen hadden.’ Als Coverly de kaper die door het vliegtuig loopt om de passagiers te beroven door de beweging van het toestel ziet wankelen, schrijft Cheever dat dat een ‘minpuntje was in zijn optreden waardoor hij even een herkenbare, ongevaarlijke medemens werd.’

Nadat de landing goed is afgelopen en de misdadigers zijn gearresteerd wordt melding gemaakt dat elke inzittende zal worden ondervraagd. Als Coverly een zwaar ademende agent vraagt of hij last heeft van astma antwoordt deze: ‘Wij stellen hier de vragen.’ In een kamertje niet groter dan een kast staan een houten tafel, een stoel, en een glas water. Een vragenlijst ligt klaar. Ze willen onder andere weten hoeveel televisietoestellen hij heeft, hoeveel kamers zijn huis telt. En er staat: ‘Als u werd gedwongen om ofwel de Amerikaanse vlag of de bijbel te schenden, wat zou u dan kiezen?’ En: ‘Houdt u van uw moeder?’ En: ‘Als u een man bent, zou u dan uw geslachtsorgaan naar orde van grootte het cijfer 1, 2, 3 of 4 geven?’ Cheever schrijft dat Coverly zich op de vragen (duizenden) stortte ‘met de geconcentreerde aandacht van een schuldbewuste zondaar’. Net als zijn laatste boek, de korte roman Bijna een paradijs, dat mijn eerste, prettige kennismaking met Cheever was, lijkt Schandaal in de familie Wapshot naar de Koude Oorlog te verwijzen, het boek verscheen in 1964; Coverly werkt op een raketbasis en naast paranoia is er sprake van een apocalyptische stemming. De groteske gaat hand in hand met satire, en politieke systemen, vooral de totalitaire, zijn uitermate bevorderend voor beide. Ook is er weer suburbia, het verhaal speelt zich af in het fictieve dorpje St. Botolphs rond de familie Wapshot (‘Hun weerstand tegen het ontvangen van informatie leek een familietrek’). Centraal staan eenzaamheid en verveling, voornamelijk onder vrouwen, die met drank – in deze roman vloeit deze rijkelijk –, roddel en overspel moeten worden verdreven. Of met het bakken van taarten (‘Ze was getrouwd met een nietsnut en zij was het die het gezin tegenwoordig overeind hield, met het bakken van cakes en taarten.’) Net als humor zijn drank, roddel, overspel en het bakken van taarten wapens, of misschien kunnen we spreken spreken van verdovende middelen. Als Moses Wapshot beneden komt nadat hij zich geschoren heeft, ziet hij zijn familieleden niet als familieleden maar als ‘wrede obstakels tussen hem en het alpenlandschap dat een fles whisky zou ontsluiten.’ Zijn vrouw, Melissa, denkt in een bui van wanhoop aan hoe ze de keuken zou moderniseren en vraagt zich daarbij af of het een ‘gekte van haarzelf of van haar tijd’ was ‘dat ze, gefolterd door een hopeloze liefde, alleen gemoedsrust kon vinden in fantasieën over een nieuw fornuis en nieuwe vloerbedekking.’

Deze roman is een feest – leve de absurditeit! –, Cheevers stijl is vuurwerk en hij heeft onvergetelijke personages gecreëerd. Daarnaast is het is niet zozeer het plot als wel de scènes waarop de roman drijft. Wat dat betreft laat hij zich in de roman kennen als korte verhalenschrijver, Cheever staat het meest bekend om zijn korte verhalen. Maar dat komt de groteske juist ten goede, zoals gezegd bekommert de groteske zich niet om proporties, het ene kan losstaan van het andere. Naast de vliegtuigscène is er nog een hilarische scène over een supermarktactie waarbij eieren worden verstopt met prijzen erin of het etentje bij Coverly, een hoorzitting, en een mannenveiling in Italië. Een kleine indruk van de personages: Coverly heeft de gewoonte om bij onaangename mededelingen of gebeurtenissen te ontkennen dat ze waren gezegd of gebeurd: ‘De enige manier waarop hij kon vasthouden aan zijn overtuiging dat de vernietigende klappen die het leven hem toebracht in een hanteerbare volgorde vielen, was te beweren dat deze specifieke klappen niet waren gevallen’. Over Moses schrijft Cheever dat hij het soort pater familias is ‘dat inspireert tot begrip voor de libertijn.’ Hoogtepunt is misschien de baas van Coverly, Cameron (‘Luciana was een hoer maar ze was zijn hoer en ergens in zijn grove driften trilde nog een snaar van romantische ontroering.’) of de oude dame Honora Wapshot, voor wie vuur werkt als ‘krachtige pijnstiller’ omdat ze haar zorgenlast en onvrede daarmee in rook kan zien opgaan. Als ze in de scheepshut op weg naar Europa is, ontdekt ze dat iemand haar een orchidee heeft gestuurd: ‘Ze had een hekel aan orchideeën, ze had ook een hekel aan overdaad en de opzichtige bloem was beide.’ Ze wil de bloem door de patrijspoort mikken, maar de patrijspoort gaat niet open en ‘bij nader inzien was een bloem wellicht ook een noodzakelijk onderdeel van een reizigerstenue.’ Ook heeft Cheever een scherp oog voor bijpersonages zoals de alcholistische pastoor Applegate of ene Laura Hilliston (‘Ze was al heel lang getrouwd en had drie volwassen zoons, maar ze had het land der liefde onlangs de rug toegekeerd – resoluut en zonder omkijken, alsof ze te lang in die dampende jungle had vertoefd’). Misschien worden de voorbeelden buitenproportioneel, maar lees nog even mee over deze loodgieter: ‘Hij keek haar aan met een onverholen verliefde glimlach. Het was zijn enige glimlach, maar dat wist zij niet. Hij zou dadelijk verliefd naar zijn spade kijken, naar het glas whisky in zijn hand, naar het gat dat hij had gegraven, en als het tijd was om naar huis te gaan zou hij even verliefd naar het contactslot in zijn auto kijken.’

Cheever weet te verrassen door zijn gedachtegangen (‘Ze konden goedkoop een wereldstad vernietigen, maar hadden ze enige vooruitgang geboekt in het oplossen van het conflict tussen dag en nacht, tussen hoofd en kruis?’) en zijn stijl wordt gekenmerkt door aantrekkelijke formuleringen (‘De donkere bar had het gezag van een kunstwerk’). Hij is de eerste Amerikaanse schrijver die ik las die werkelijk weet te vervreemden; de vervreemding nam gedurende de roman steeds meer toe waardoor de stelling dat hij verwant is aan midden-Europese schrijvers – grote kenners van de groteske – zoals Kafka of Hermann Broch niet gratuit lijkt. Na deze verdere kennismaking is Cheever me tot vriend geworden – dierbare schrijvers zijn als vrienden –, een vriendschap die zich hopelijk zal verdiepen bij het lezen van de romans Kroniek van de familie Wapshot, het eerste boek over de Wapshots, en Bullet Park, beide eveneens in vertaling uitgegeven door Van Gennep. Een vertaling van zijn korte verhalen is alleen antiquarisch verkrijgbaar. Als die verhalen nog beter zijn dan zijn romans, dan zou dat niet gek zijn, helemaal niet gek.

Johannes van der Sluis

John Cheever – Schandaal in de familie Wapshot. Vertaald door Guido Golüke. Van Gennep, Amsterdam. 300 blz. € 19,90.