Roep de honden niet om je te helpen tegen de wolven

Hoog in het noorden van Alaska, een woeste, eigenlijk niet te temmen natuur. Korte, heftige zomers en winters waarvoor een stadsmens huivert met temperaturen die rond de min vijftig graden Celsius schommelen. Een plek met zijn eigen wetten én eigen wetteloosheid. Een ideaal decor voor een verhaal over de zoektocht van de mens naar de duisternis in zichzelf. De roman Toen kwamen de wolven van de Amerikaanse journalist, universitair docent, literair redacteur en schrijver William Giraldi trekt parallellen tussen de genadeloosheid van het klimaat en de niets ontziende inborst van de mens. Niets beangstigender dan de ‘lone wolf’, die in alle onverschilligheid kan doden. Daarmee beslist niet het dier bedoelend.

Giraldi toen kwamen de wolvenDe natuur is in deze roman een harde, maar onschuldige entiteit. Dieren, en dan met name de wolven, doden uitsluitend omdat ze honger hebben. Omdat door de opmars van de mens hun leefgebied sterk verkleind is, willen ze ook nog weleens een afgelegen dorp aandoen en daar een onvoorzichtig kind verrassen. Dat verhaal doet althans de ronde. Er zijn altijd bepaalde zaken waarvoor men zondebokken zoekt omdat ze het, in dit geval spaarzame, daglicht niet kunnen verdragen.

In het uiterst afgelegen dorpje Keelut zijn vlak voor de aangekondigde winter – het is toch al minus twintig graden – drie kinderen door een of meerdere roedels wolven weggevoerd. Een van hen is de bijna zeven jaar oude zoon Bailey van Medora en Vernon Slone, echte locals, maar met blonde haren en lichte ogen. De meeste van de dorpsbewoners hebben trekken van, of behoren volledig tot de Yupik, een aan de Eskimo’s verwante stam.

Omdat haar man Vernon in het Midden-Oosten een zware mitrailleur bedient in de bloederige oorlog die daar door Amerikaanse troepen wordt uitgevochten, richt ze een brief aan de natuurschrijver en wolvenexpert Russell Core en vraagt om zijn hulp. Deze bijna zeventigjarige besluit, om redenen van onduidelijke aard, zijn intuïtie volgend, naar het noorden af te reizen om de vrouw te helpen. Om de wolven te helpen, om een schuld in te lossen – hij heeft ooit een wolf moeten doden, de wolf als boodschapper van god – om zichzelf door de duisternis te laten omarmen. (Dat laatste, min of meer de vertaling van de originele titel.) Eigenlijk om als zijn moegestreden lichaam als voedsel aan de natuur, aan de wolven aan te bieden. En misschien toch ook om zijn dochter te bezoeken die in Anchorage werkt en die hij decennia niet heeft gezien.

Net zo goed heeft Medora ook onderliggende redenen om Core te hulp te roepen. Zij wil de buitenwereld iets duidelijk maken, hij moet degene zijn die een duister geheim moet onthullen. Medora wil bestraft worden, wil niet dat het door de dorpelingen onderling geregeld wordt. Korte waarschuwing: nu komt de vermelding van een plot, een tussentijds plot weliswaar.

Medora heeft namelijk zelf haar zoon gewurgd. Infanticide komt bij veel diersoorten voor, misschien staan de door Giraldi beschreven mensen wel zo dicht bij de natuur dat het eigenlijk geaccepteerd wordt. Wanneer een kind bij de geboorte niet gezond blijkt, lopen Yupik vrouwen de bossen in en komen alleen terug. Maar wat zou er dan mis zijn met de zoon van Medora en Vernon?

Giraldi’s taal is fijn elementair, sluit naadloos aan bij de omgeving, heeft een directheid, ruwheid en tegelijkertijd verfijning die bij tijd en wijle doet denken aan de grootmeester van de ‘koude literatuur’ Jón Kalman Stefánsson. Er hangt tevens een zelfde soort mystiek rond de ijzige wereld, rond de bijna niet te duiden koelbloedige inborst van de mensen. Giraldi schrijft hoogstens iets minder poëtisch, is stijltechnisch wat ‘Amerikaanser’. Dankzij de geweldige winterscènes, kun je de korte intermezzo’s met Vernon in de woestijn in het begin van het boek verdragen. Zij hebben ook een duidelijke functie, verklaren de (wraak)acties van hem bij zijn terugkomst.

Giraldi weet een overtuigend, ruraal verhaal neer te zetten met personages die bovennatuurlijke drijfveren hebben, in wie de wildernis waarin ze leven ook echt huist. Een omgeving waar, letterlijk en figuurlijk, afstanden hebben afgedaan. Giraldi is de grote bezweerder die sjamaanachtige sferen oproept. Een man uit New Jersey die zich heel knap heeft ingeleefd in deze bijzondere geesteswereld. Een geslaagd boek vanuit de verbeelding. Zo hoort het!

Core, de avond na zijn ontdekking, en de verdwijning van Medora:

Wat was er met Medora Sloane aan de hand op de dag dat ze in haar provisiekelder een touw om de nek van haar eigen zoon legde? Ga te rade bij wat er leeft in de bossen, wist hij, zoek het niet in de boeken. Wat er in de loop der tijden is opgetekend met betrekking tot de wijsheid van mensen is van geen betekenis wanneer we worden geconfronteerd met het wilde in onszelf.

Voortdurend wordt in deze roman de orde der dingen opgeschort. Wat is de waarheid, wat de halve waarheid en wat de leugen? Waar geloven de personages in, de dorpelingen, de politieagenten, de commissaris, de natuurschrijver en wolvenexpert?

Meermaals laat Giraldi een enorme bom vallen. De daden van Vernon en zijn jeugdvriend Cheeon zijn niet te bevatten voor en doorsnee stadsmens. Een mes is zo door een oor geboord, een pistool zonder enige aarzeling afgevuurd, zonder een woord – zoals in het echte leven, niet met dat geklets wat in films doorgaans voorafgaat. De taal van Giraldi is op dat soort momenten precies laconiek genoeg om voor een daverend effect te zorgen.

Deze roman is rauw op een fijnzinnige manier, is zelf in zijn geheel een metafoor en verder verademend metafoorloos. De natuur wordt geschetst als een levend organisme, waar niet mee te spotten valt, die niet te controleren is, die uiteindelijk altijd wint. Is er wel plaats voor de mens daarin? Zijn wij zo langzamerhand geen wezens geworden die noch in de natuur passen, noch in de stad, in wat we de beschaving noemen? Leven we niet allemaal in een niemandsland? In het uiteindelijke plot, is Giraldi misschien iets te uitleggerig, moest er toch nog een extra einde aan worden gebreid, terwijl er een paar pagina’s eerder een aantal mooi open eindes voor het oprapen lagen. Wanneer Core uiteindelijk Medora vindt bijvoorbeeld. Maar goed, een kleine aanmerking, het mag de ijspret net drukken.

De kou leek een levend wezen, eigenzinnig en met verstand en longen. […] het weer had een eigen taal, een eigen grammatica van bekrachtigen en kwetsen.

Guus Bauer

William Giraldi – Toen kwamen de wolven. Vertaald door Irving Pardoen. Lebowski, Amsterdam, 192 blz. € 19,98.