Hieronder volgt de lofrede van P.F. Thomése die hij gisteren uitsprak bij de presentatie van Wie zoet is van A.H.J. Dautzenberg.

Geachte aanwezigen, beste Anton,

Een schrijver is iemand die geen genoegen neemt met de wereld die hij aantreft. Hij zou er niet dood gevonden willen worden. Daarom schrijft hij zijn boeken. Hij wil er pas dood gevonden worden als de wereld zich aan zijn voorwaarden heeft aangepast. Eerder niet. In die zin eist elke schrijver verandering. Het willen veranderen van de wereld ligt ten grondslag aan elk boek.

        Met deze definitie zijn we meteen verlost van een heel leger nepschrijvers en pseudo-auteurs. Maar dit terzijde.

        Anton Dautzenberg mag blijven, dat lijkt me duidelijk. Sterker nog, we hebben hem nodig. Elk boek van hem is een baksteen door de glanzende etalageruit van de Nederlandse winkel vol tevredenheid.

        Sinds zijn roerige entree, vijf jaar geleden, heeft hij permanent voor verwarring gezorgd, niet alleen met die boeken van hem die hij als bakstenen door de ruiten keilde, maar ook door zijn optredens in de diverse massamedia. Een schrijver is net als zijn boek een product. Een boek wordt door de schrijver geproduceerd, de schrijver wordt door de media geproduceerd. En de media, die Dautzenberg zelf hebben geproduceerd, weten zich tot op de dag van vandaag geen raad met hun eigen product.

        Dautzenberg is een literaire activist. Ik bedoel niet alleen zijn acties in de media, maar ook zijn teksten zijn acties. Ze zijn bedoeld om een reactie te veroorzaken. Het doel is verwarring. De ontregeling van alle conventies. Het knappe van zijn literaire acties is dat hij er telkens succes mee heeft. Het kost hem zijn baan, hij wordt in de ban gedaan, met de dood bedreigd, alla, maar hij is er telkens in geslaagd de zaak op scherp te krijgen. Hij zoekt de grens op, gaat eroverheen, plaatst zijn actie en ziet hoe er een totale verwarring ontstaat en niemand meer precies kan zeggen waar de grens ook al weer lag. Dat is Dautzenberg ten voeten uit, grensoverschrijder, grensverduisteraar. Hij heeft het zelf over de rafelranden van de moraal, wat ook een goed beeld is, want als een rand eenmaal gaat rafelen, kun je er steeds meer draden uittrekken en wordt ‘ie er alleen maar rafeliger op.

        Het mag dan ook geen verrassing heten dat hij ook in zijn nieuwe roman, Wie zoet is, de grenzen weer opzoekt. Ik ben benieuwd of de leesclubjes uit Assen en Oss de nieuwe Dautzenberg bovenaan hun lijstjes zullen plaatsen, al zouden ze dat beter wel kunnen doen. Ze zouden er behoorlijk van opknappen. Hoe zou ik, als ik de leesleider was van een Drents leesclubje, de nieuwe Dautzenberg onder de aandacht brengen?

        De eerste Grote Nederlandse Sinterklaasroman. Het was even wachten, maar hier is ‘ie dan. Je zou er zelf niet opkomen, maar Dautzenberg dus juist wel. Gezien de opwinding die de zwartepietendiscussie teweegbracht in onze samenleving, mogen we gerust stellen dat de Sinterklaasfolklore de kern raakt van de Nederlandse cultuur. Bij mijn weten de enige Nederlandse schrijver die Sinterklaas duchtig heeft gethematiseerd is Godfried Bomans geweest. Bomans trok ook zelf graag de mantel aan, die hem als gegoten zat.

        Anton zie ik niet gauw verschijnen in het ornaat van de Goedheiligman. Dan nog eerder als Zwarte Piet. Nee, voor Dautzenberg is de Sinterklaasrol vooral geschikt om iets te demaskeren, want de schrijver zit wel hoog te paard, maar hij is geen Goedheiligman. Wat hem in de Sinterklaasmythologie interesseert, is het gebruik van bedrog en hypocrisie om de moraal in stand te houden. Is onze samenleving als geheel niet een Sinterklaassprookje, dat we, gelokt door de consumptieve overvloed aan cadeaus, geneigd zijn te slikken voor zoete koek. En als de zoete koek niet helpt, is er altijd nog, voor wie stout is, de roe. Het fundament van dit sprookje wordt gelegd door de goedgelovigheid van het kind, dat, zo weten wij wel beter, helemaal niet zo goedgelovig is als de zoetekoekuitdelers ons willen doen geloven. De goedgelovigheid levert het kind profijt op, het wil geloven, want het geloof brengt geschenken. Dus ook het kind is hypocriet in zijn gespeelde onschuld.

        In Wie zoet is wordt deze hypocrisie tot bloedens toe uitgebeend. Je kunt de roman lezen als een gothic novel uit de traditie van Edgar Allan Poe. De Dautzenberg-fans weten nu genoeg. We zijn weer terug bij het barokke spektakel van zijn eerste verhalen, maar dan met tergende precisie heel langzaam en nauwkeurig uitgevoerd, tot je als lezer volkomen vastgedraaid zit in een toestand die je niet bepaald hebt nagestreefd. Het virtuoze aan deze roman is, behalve de welluidende wreedheid, het spel met het perspectief, waarbij goed en kwaad naadloos in elkaar overgaan, zonder dat je er als lezer iets tegen kunt doen. En daar is hij nou net op uit, je stapt en verhaal in zonder te weten wáár je instapt, je reist mee en ineens ben je een grens overgegaan die je helemaal niet had gezien. Waar bevinden wij ons in godsnaam? Heb ik even niet goed opgelet? Deze situatie, die ik hier niet ga onthullen – ik wil uw leesplezier niet vergallen – is van een sprookjesachtige gruwelijkheid. Een sprookje overigens waar alle lieve, brave kindertjes van Nederland mee zijn opgegroeid.

        Dat is de kunst van Dautzenberg. Hem wordt een dirty mind ten laste gelegd, een ziekelijke neiging tot aandachttrekkerij, een querulanterige drammerigheid, etc., google het allemaal zelf maar even na, maar het enige wat hij doet, is demaskeren. Hij brengt bedrog en hypocrisie aan het licht. En wordt vervolgens door de ontmaskerden als hypocriete bedrieger het dorp uitgejaagd. Hij trekt de beerput open en prompt zegt iedereen: vieze gore klootzak, je hebt zeker zelf je poepertje gebruikt.

        Gelukkig weten wij, die hier staan, wel beter. Want A.H. J. Dautzenberg is een van die tamelijk zeldzame Nederlandse schrijvers van wie je geen boek ongelezen kunt laten.

        En nu moet u maar hopen dat ik u niet bedrogen heb.

        Ik wens u allen zeer, en Anton het meest, een fijne avond toe

P.F. Thomése Amsterdam, 22 september 2015.