De idioterie van de ellendecompetitie

Schrijver Auke Kok (1956) heeft zich behalve in voetbal middels 1974 : wij waren de besten en in misdaad met Holleeder: de jonge jaren ook vastgebeten in de Tweede Wereldoorlog en dan met name in de geschiedenis van wat wel heet de grootste Nederlandse verrader: Anton van der Waals, infiltrant in verzetsbewegingen. In het onlangs verschenen De redding van de familie Van Cleeff, een gedegen onderzoek naar de oorlogsperikelen van een welgestelde Joodse familie, dat Kok samen schreef met familiechroniqueur Dido Michielsen (1957), komt de verrader aan huis bij de industrieel Arij van de Meer en zijn vrouw Riemke. Gelovige protestanten die het als hun kerntaak zien om hun Joodse buren te helpen.

kok michielsen cleefErnst van Cleeff is directeur van de matrassen- en dekenfabriek Cleco N.V. in Rotterdam. Bij het bombardement op de binnenstad is een gedeelte van zijn bedrijf vernield, maar met zijn van oorsprong Duits-Joodse vrouw Gretchen houdt hij ook in bezettingstijd de boel draaiende. Ze weten de oorlog voor hun dochters Liesel van elf en Nelleke van negen lang buiten de deur te houden. Maar de beperkende maatregelen voor Joden dringen ook door in het dorp Hilligersberg ten noorden van Rotterdam. Volledig geassimileerd of niet, je zult moeten geloven aan de ster en de verboden, ook in de villawijk.

Kok en Michielsen baseren hun verhaal op vele gesprekken met familieleden en vrienden van de gezinnen Van Cleeff en Van de Meer en hebben brononderzoek gedaan in Duitsland en in verband met Theresienstadt ook in Tsjechië. De gedegen voorbereiding loont. Je merkt dat de schrijvers de materie volledig beheersen, maar die niet zo nodig uitgebreid hoeven te etaleren. Belangrijke historische gebeurtenissen worden aangestipt – een dergelijk familieverhaal dient natuurlijk wel te worden ingebed in de wereldgeschiedenis – maar niet uitgebreid uitgelegd. Er is een goede balans gevonden. Het is begrijpelijk gehouden voor gedeeltelijk onwetenden en niet irritant voor degenen die al meer (of bijna alle) kennis hebben over de achtergronden. Dat komt de leesbaarheid ten goede.

De schrijvers laten het verhaal beginnen in 1929 wanneer de zakelijk doortastende, maar privé terughoudende en wat bazige Gretchen – we zouden haar nu een controlfreak noemen – het nieuwe huis, met aan drie zijden een tuin, in het overwegende protestantse, Oranjegezinde dorp Hilligersberg aan de Rotte hebben betrokken. Gretchen is vanuit Duitsland naar Nederland gekomen, een land dat niet gebukt gaat onder inflatie en de last van herstelbetalingen aangaande de Eerste Wereldoorlog. Het echtpaar staat geregistreerd bij de gemeente als Nederlands-Israëliet. Daarmee houdt hun band met hun Joodse achtergrond wel op. De kinderen gaan naar een protestantse school en met Kerstmis staat er een boom in de huiskamer. Sommige ‘geloofsgenoten’ vinden dat ze hun identiteit verloochenen.

De NSB blijkt zeer populair in Hlligersberg, zelfs nadat het antisemitisme van de nazi’s is ingelijfd. Tijdens de bezetting verandert er in eerste instantie niet veel. Ernst blijft aan als directeur, Gretchen maakt lichtblauwe bolero’s met een ster. Makkelijke hesjes die zo aan en uit kunnen worden getrokken. Maar de kinderen mogen niet meer naar het tegenovergelegen park en naast de villa is een partijkantoor van de NSB gevestigd. De swingende jazz van de jaren twintig wordt vervangen door marsmuziek. En uiteindelijk moet Ernst plaats maken, wordt zijn goedlopende bedrijf door een Verwalter overgenomen, net zoals de grote timmerfabriek van Gretchens familie in Duitsland is genationaliseerd.

Op een avond in 1942 staan de buren van het pleintje om de hoek voor de deur bij het gezin Van Cleeff. Arij en Riemke drukken Ernst en Gretchen op het hart dat ze snel moeten handelen. Opmerkelijk omdat ze geen vrienden zijn, hoogstens hebben de heren wanneer ze elkaar op straat tegenkwamen, de hoed opgetild. Het vooroorlogse Nederland was sterk verzuild. Men leefde langs elkaar heen, binnen de eigen geloofsgemeenschap. Arij heeft bij een tante een paar kamertjes vrij, maar het is onverstandig om daar met het hele gezin onder te duiken. Het gezin zal moeten worden opgesplitst. Liesel en Nelleke heten voortaan Hoogendijk.

Daarmee begint een rondreis langs verschillende schuiladressen voor de twee meisjes, terwijl pa en ma jaren aaneen bij de tante van Arij in huis zitten bij een ‘gewoon echtpaar’, niet zo cultureel ontwikkeld als in de kringen van Van Cleeff. Dat leidt onvermijdelijk tot strubbelingen, vooral met de zeer standbewuste Gretchen.

De tocht begint, nog enigszins als een logeerpartijtje in Wassenaar. Ze gaan vervolgens naar een geheime plek in het midden van het land, bij een boer op een hooizolder in Putten – waar de sjieke meisjes ineens moeten aanpoten en waar de boer denkelijk iets uitspookt met de inmiddels twaalfjarige Liesel – en daarna na Blaricum. Kort daarna vindt opnieuw een scheiding plaatst. Liesel gaat naar een fijn ouder echtpaar in Soest, dat zelf een volwassen kind in een Jappenkamp heeft. De twee oudjes en Liesel vinden troost bij elkaar. Liesel wordt begrepen en liefdevol opgevangen, heeft het stiekem beter dan thuis. Nelleke gaat naar een kindertehuis in Driebergen.

Daar wordt ze door een paar wandelaars uit Rotterdam herkend. Of daardoor het kindertehuis wordt ontruimd is allerminst zeker, er zijn enorm veel Jodenjagers op pad, maar het zorgt voor een levenslang schuldcomplex bij Nelleke. Zij komt in Westerbork terecht. Kok en Michielsen hebben een sterk, informatief beeld van het kamp weten te destilleren uit de geraadpleegde bronnen. Je ziet Nelleke verloren lopen tussen de barakken, omdat ze zich weliswaar vrij kan bewegen, maar er bijna niets te doen is. De volwassenen werken voor wat extra’s, om de verveling te verdrijven.

In 1944 wordt ook Liesel verraden en afgevoerd, allereerst naar de gevangenis op de Amsterdamse Weteringschans en na zes weken in de cel eveneens naar Westerbork, waar men het vertrekken van de treinen naar het oosten vreest. De schrijvers laten duidelijk zien dat de tijdelijke scheiding de verschillen tussen de twee zussen heeft uitvergroot. Dat de verwijdering onomkeerbaar is. Onder dergelijk omstandigheden is niets menselijks vreemd. Het dunne laagje beschaving verdwijnt. Het is ieder voor zich. En zo zal dat ook blijven na terugkeer in Hilligersberg.

Maar eerst worden ze op een van de laatste treinen naar Theresienstadt gezet. Ze hebben ‘mazzel’ want dat kamp staat bekend als een kamp voor bevoorrechten. Hier passen de schrijvers mooi Terugkeer ongewenst van Charles Lewinsky in, over de filmmaker Kurt Gerron die in opdracht van de kampleiding een film maakte om de wereldopinie te misleiden. De meisjes Van Cleeff overleven de oorlog doordat ze mee mogen met de trein naar Zwitserland. Een deal die Himmler, de afloop van de oorlog in gedachten, met een voormalige president van Zwitserland heeft gemaakt, maar die door Hitler persoonlijk na een paar transporten wordt stopgezet.

Nederland is bevrijd en het gezin Van Cleeff heeft het overleefd. Maar dan beginnen de problemen pas echt. De redding van de familie Van Cleeff is goed geschreven, sterk gedocumenteerd, maar de laatste vijfenzeventig pagina’s van dit boek zijn het belangwekkendst, zijn welhaast uitgewerkt als een roman. De Nederlandse staat blinkt uit in empathie. Achterstallige schulden moeten worden betaald. Bij niet-Joodse mensen gestalde goederen worden met zure gezichten of helemaal niet teruggegeven. Geroofde bedrijven krijg je niet zomaar terug, de Verwalter heeft nog salaris tegoed. De NSB’ers die het huis van de familie Van Cleeff voor een prikje hebben gekocht, kunnen een rekening indienen voor het verspijkeren. Nare zaken, een formaliserende staat, zich niet bewust van het extra trauma dat men veroorzaakt. Maar ook hier komt men wel overheen. Hoe overleef je het overleven, om Edgar Hilsenrath te quoten. Gretchen wil nog een baby, denkt in de verzorging en opvoeding haar vrede te kunnen vinden.

De algemene opinie van de niet-Joden, van de achterblijvers, is dat de Joden niet moeten klagen. In Nederland is het, met de hongerwinter net achter de rug, ook niet gemakkelijk geweest. De idioterie van de ellendecompetitie. Van posttraumatische stressstoornis heeft nog niemand gehoord en dus houdt men de mond. Met een stroef familieleven tot gevolg. We verbergen onze Schmerz in een nerts. Op die manier blijven de trauma’s in leven, van generatie op generatie.

Guus Bauer

Auke Kok en Dido Michielsen – De redding van de familie Van Cleeff. De Bezige Bij, Amsterdam. 252 blz. € 18,50.