Gisteren overleed Tineke Vroman-Sanders. Onder haar meisjesnaam Georgine Sanders publiceerde zij gedichten. In 2005 vroeg ik haar om mee te werken aan Poëtisch Amsterdam. Ze schreef een gedicht over het Vondelpark. Een jeugdherinnering. (CP)

Groot verlof in Amsterdam

Ik was drie jaar oud en wist wie ik was.
Wij ruilden onze eigen groene tropen
voor een jaar in koud, grauw Amsterdam.

Wij leefden op kamers en hadden geen tuin.
Met een straat aan de voorkant, waar wij woonden.
En aan de achterkant, waar wij sliepen,
een binnenplaats die onvergetelijk rook.

’s Morgens moesten wij naar de Fröbelschool.
Ik droeg stugge kleren die kriebelden,
had altijd een zakdoek, was altijd verkouden.
De lange jonge juf en de korte grijze
leerden ons papieren matjes vlechten.
Maar mijn broer kreeg veel dunnere reepjes.

’s Middags, na de boterham, sneed mijn moeder
oud brood en kaaskorsten aan kleine stukjes
en deed die in twee papieren zakjes.
Opnieuw moesten jas, mutsen en wanten aan.
En dan, nu ook met ons kleine broertje,
wandelden wij naar het Vondelpark.
Eerst langs de straten, toen door het hoge hek,
dan het pad met struiken en bomen aan beide kanten,
tot aan de vijver. De eenden kwamen ons tegemoet.
Ze waren groot en brutaal, ik voerde voorzichtig.
De mussen kregen de korstjes kaas.

Na thuiskomst, als het vroeg donker werd,
speelden wij kinderen huis onder de grote tafel.
’s Nachts lagen wij in onze ijzeren bedjes.
Raam op een kier, de wind deed het kreunen.

Zeven jaar later waren wij weer in Amsterdam,
waar het nu ook zomer was met licht en vrolijkheid.
Vanuit de tram als die over de brug ging
wees onze moeder ons het oude pension.

Georgine Sanders