Deze week verscheen ‘Manifest Nederlands op school
: Meer inhoud, meer plezier, beter resultaat’ waarin aanbevelingen worden gedaan voor het vak Nederlands op school. Op de Dag van Taal, Kunsten en Cultuur in Groningen vertelde vakdidacticus Theo Witte dat alle partijen rond de tafel moeten om het vak te verbeteren: de Taalunie, Stichting Lezen, docenten en universiteiten. De bestaande lerarenopleidingen werden vooralsnog overgeslagen.

Een van de acht ‘stellingen’ heeft te maken met literatuur:

Bewust geletterd. Het schoolvak Nederlands moet gericht zijn op het ontwikkelen van een bewuste taalvaardigheid en literaire competentie. Dat betekent dat die vaardigheden steunen op inzicht in taal, literatuur en communicatie. Op die manier kunnen ze bijdragen aan de culturele, maatschappelijke en persoonlijke vorming van leerlingen.

Bij de onderbouwing staat:

Ook het programma van het fictie- en literatuuronderwijs is onvoldoende gericht op een bewuste literaire ontwikkeling. Anno 2016 is het lezen van literatuur geen vanzelfsprekendheid. Van de leraar Nederlands die de leerlingen tot dit lezen wil verleiden, wordt dan ook de nodige overtuigingskracht vereist. Een goed doordachte visie op het fictie- en literatuuronderwijs is daarom een absolute voorwaarde. Het lezen van fictie en literatuur is niet alleen een plezierig tijdverdrijf, maar het bevordert ook een esthetische, emotieve, sociale, intellectuele en talige ontwikkeling. Recent empirisch onderzoek bevestigt deze claim. Meer dan andere teksten dwingen gedichten, verhalen en romans leerlingen tot ‘slow reading’, concentratie en reflectie. Literatuur confronteert de lezer bovendien met de grenzen van het historisch en cultureel denk- en zegbare en stimuleert zo tot creativiteit, reflectie, empathie en kritiek.

Het manifest werd naar buiten gebracht met de uitslagen van een enquête waaruit bleek dat de meeste leerlingen Nederlands een saai vak vinden. In de wandelgangen van de Dag van Taal, Kunsten en Cultuur hoorde ik naast lof ook veel kritische geluiden. Leraren die aan het veranderen en vernieuwen waren kregen (voor de zoveelste keer) van buitenaf een stempel. Een docente uit Friesland had het manifest direct met haar leerlingen bediscussieerd en kwam tot heel andere resultaten. Een docent uit het midden van het land was een beetje verbaasd dat er altijd gezegd wordt dat docenten mee mogen praten, maar dat daar in de praktijk nooit iets van terugkwam.

Docent Henk ter Haar beschouwt het manifest ook kritisch (‘Wat je geeft ben je zelf’) op zijn blog. Het samenwerken uitwisselen van collega’s onderling (een van de acht stellingen) gebeurt al lang zonder de supervisie van universiteiten:

En wat heeft dat de afgelopen jaren een vlucht genomen onder leraren Nederlands. Er is een facebookgroep waarin de wereld aan materiaal wordt gedeeld en een daaraan gekoppelde Google Drive waarin de prachtigste opdrachten, quizzen, geflipte filmpjes, etc etc staan. Elke uitgever zou er jaloers op (moeten) zijn.

Aleid Truijens is vandaag in de Volkskrant lovend over het manifest, al ziet ze ook de mogelijke kritiek opdoemen.

truijens manifest

Alex Boogers schreef vlak voor de jaarwisseling De lezer is niet dood waarin hij het pessimisme tegenging. In Trouw zei hij.

Zowel op de basisschool als in het voortgezet onderwijs is alles gericht op informatie in plaats van op verhalen en literatuur. Ik zou zeggen: behandel literaire klassiekers klassikaal en maak een leeslijst sámen met een leerling. Lesprogramma’s zijn zo dichtgetimmerd.

Parallel aan de discussies die woeden over het manifest, wordt er flink wat afgeschreven over de discussie die Christiaan Weijts met zijn Fuck de canon-stuk in NRC Handelsblad opende. Eén nichtje met een saaie leraar Nederlands en meteen is heel literair Nederland in rep en roer. In de Volkskrant schreef Bas Steman een betoog dat de column van Weijts ondersteunde.

Lezen is niet saai, zolang je maar geen saaie boeken leest. Ik vertel over het spel dat een schrijver speelt, dat hij kleine cadeautjes verstopt in zijn boek en dat wij die als een soort pac-man (sorry, erg jaren tachtig) moeten zien te vinden.

In het maandblad Vrij Nederland (ooit met een rijke, wekelijkse literatuurbijlage) pleit Aafke Romeijn inmiddels voor literatuur als keuzevak. Ooit stond Romeijn voor de klas:

Het kan natuurlijk aan mijn gebrek aan enthousiasmerende vaardigheden liggen, maar de helft van de bovenbouwleerlingen was tegen het eindexamen nog net zo negatief over literatuur als toen ze de vierde klas binnenkwamen. Ik heb nooit de illusie gehad dat deze leerlingen na hun examens ooit nog vrijwillig een boek – laat staan een oud boek – vast zullen pakken.

In navolging van Weijts schreef deze week ook Philip Huff een stuk voor NRC Handelsblad waarin hij pleitte om binge-watching te transponeren naar de literatuur in het klaslokaal.

Dus: lees met de klas het zelfde boek (maar niet klassikaal!), biedt het daartoe op papier en beeldscherm aan, en praat er tegelijkertijd over, zoals leerlingen over Suits praten.

Het belangrijkste? Zorg dat de belevingswereld van de boeken aansluit bij die van de leerlingen. En zet dan telkens een stapje verder, de wijde wereld in.

En op Neder-L schreef docent Tom Borsten weer een reactie daarop met een pleidooi:

Literatuur haalt de leerling uit de waan van de dag en gooit deze er vervolgens weer middenin. Ik denk dat een docent Nederlands geen verkeerde gids is als hij een groepje leerlingen De donkere kamer van Damokles laat lezen. Hoe ver staan wij heden ten dage af van de chaos uit dit boek? Media berichtten over gespietste varkens op de mogelijke plaats van een asielzoekerscentrum. Ik vind dit behoorlijk chaotisch. Moeten we dit boek verbannen, omdat het moeilijke woorden en verouderde gedachten bevat? Daar doen we onze leerlingen te kort mee. De leerling heeft het oude leesboek nodig, maar de docent nog meer. Nederlands hoeft geen saai vak te zijn, als de docent (bijvoorbeeld met literatuur) op de goede manier aan de slag gaat.