Wij martelen niet, we zijn een geciviliseerde maatschappij

Overeenkomsten met bestaande personen, gebeurtenissen of plaatsen berusten op louter toeval, staat er voorin de nieuwe roman Hoe ik talent voor het leven kreeg van Rodaan Al Galidi (1971). Een gotspe van de bovenste plank. Je zou beter kunnen zeggen: iemand die zich in een van de personages meent te herkennen, zou weleens gelijk kunnen hebben.

TVHL_omslag_totaal Nadat Rodaan zijn studie als bouwkundig ingenieur in Irak had afgerond, vluchtte hij het land uit om aan de dienstplicht onder dictator Saddam Hoessein te ontkomen. Na omzwervingen in Azië, kwam hij in 1998 op Schiphol terecht en vroeg asiel aan. Dat werd na jarenlang getouwtrek, of eigenlijk alleen maar jarenlang wachten in een asielzoekerscentrum, op onduidelijke gronden geweigerd. Omdat hij boven de achttien was, mocht hij niet naar school. Hij leerde zichzelf met behulp van een enkele ‘lerares’ van een jaar of acht oud en met veelvuldige bezoeken aan de bibliotheek Nederlands. Na een aantal jaren raakte hij uitgeprocedeerd en kreeg een aanzegging om het land binnen 28 dagen te verlaten. Een standaardbrief die nog vele malen zou worden gezonden. Ondertussen bleef hij ‘woonachtig’ in het AZC. In 2007 kondigde de Nederlandse regering een generaal pardon aan. Rodaan kreeg na negen jaar een verblijfsvergunning. Let wel, in die tijd zaten er in Asielzoekerscentra ook mensen die soms al bijna twintig (sic!) jaar wachtten op nieuws over hun status, of die als uitgeprocedeerden vegeteerden. Omdat Rodaan in 2011 niet slaagde voor de inburgeringscursus heeft de IND, de Immigratie- en Naturalisatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, overigens het recht om de vergunning weer in te trekken.

Zouden ze dat als ‘wraak’ op het schrijven van deze roman doen? Het is na lezing én na de persoonlijke ervaringen die recensent dezes als jurist in dezelfde tijd met vreemdelingenzaken heeft opgedaan, en in zijn persoonlijke leven met een vluchtelinge, op zijn zachtst gezegd heel goed denkbaar. Deze organisatie is star, inconsequent en vooral erg ondoorzichtig. Regels zijn regels, maar af en toe buigen we die om onverklaarbare redenen om. Het is de kruideniersmentaliteit, de bureaucratie ten top. Ja, meer dan in andere Europese lidstaten. Het is Kafkaësk Nederland op z’n smalst. Wanneer er opnieuw een uitwijzing komt, een brief met een sommatie om het land binnen 28 dagen te verlaten, zal er dan massaal protest komen, of wordt er massaal de andere kant op gekeken? Er zullen toch wel schrijvers, kunstenaars zijn die in dat geval hun stem verheffen, hoe klein de invloed van de culturele mens in de huidige maatschappij ook is.

Om zijn ervaringen met het systeem op te tekenen heeft Rodaan drastische maatregelen genomen. Hij die in zijn gedichten en andere romans bekendstaat om zijn fraaie bloemrijke taal – een gevolg van het mengen van een andere moedertaal met een aangeleerd schrijfidioom, hetgeen bijna altijd een opfrissing, een vernieuwende kijk op de taal oplevert, denk ook aan Herta Müller – heeft deze roman in een klip en klaar Nederlands geschreven. Een heldere woordenstroom als antwoord op de bureaucratische brij, de ongekende willekeur. Daarnaast heeft Rodaan ‘om schrijver te blijven zonder hoofdpersoon te zijn’ voor een verteller gekozen: Semmier Kariem, iemand afkomstig uit Irak, uit hetzelfde dorp als hijzelf. Een buurman als het ware. Uit het voorwoord:

Dit verhaal zat me dwars. Erover schrijven lukte nooit goed, zelfs er openhartig over spreken vond ik moeilijk. Ook jaren later kon ik het er niet echt over hebben. Ik wilde verder. Ik begon het onderwerp te mijden, om niet weer meegesleurd te worden door herinneringen aan toen. [ … ] Misschien zal mij gevraagd worden of dit mijn verhaal is. Dan zeg ik: nee. Maar als mij gevraagd wordt: Is dit ook jouw verhaal? zeg ik volmondig: ja. Dit boek is fictie voor iemand die het niet kan geloven, maar non-fictie voor iemand die ervoor open staat. Of nee, laat dit boek non-fictie zijn, zodat de wereld waarin ik jarenlang heb moeten verblijven, verandert van fictie in non-fictie.

De aankondiging van een wrang literair spel, een terechte klaagzang over de manier waarop sinds de jaren negentig wordt omgesprongen met vluchtelingen, politiek dan wel economisch. Desgevraagd zijn alle namen fictief, maar een aantal ambtenaren van de Sociale Dienst en van de Vreemdelingenpolitie en sommige baliemedewerkers van het AZC en vrijwilligers zullen zich wel achter de oren krabben.

Rodaan fileert genadeloos de ‘Nederlandse nuchterheid’, geeft een schokkend beeld van de zogenaamde no-nonsense mentaliteit van de medewerkers. Gechargeerd? Deze roman is waarschijnlijk eerder zelfs een understatement. Hulpverleners raken na verloop van tijd natuurlijk ook afgestompt door het systeem, door de regelgeving die ontmenselijkt. Hun handen zijn vaak ook gebonden. Al hoeft een blinde asielzoeker zich niet elke dag te melden, al is er voor een verslaafde kamergenoot van de hoofdpersoon bijzonder veel aandacht. Maar dat leidt ergens weer tot jaloezie onderling bij de bewoners van het AZC. Niets menselijks is ons vreemd. Driften komen nu eenmaal in een dergelijke afgebakende omgeving sterker naar voren.

Rodaan laat Semmier natuurlijk vooral zijn kant van het verhaal vertellen, maar het is niet eendimensionaal. Hij ontziet ook zijn medebewoners niet. Een bont gezelschap, heel treffend neergezet. Er zijn wel degelijk ook toneelspelers bij. Die krijgen vaak nog het meeste voor elkaar. Maar is het niet overal zo dat een oprecht, eerlijk mens eerder over het hoofd wordt gezien?

Rodaan Al Galidi in de Der Aa-kerk

Hoe ik talent voor het leven kreeg, is een belangwekkende, rijke roman over angst, onzekerheid, willekeur en uitzichtloosheid, geschreven door iemand die tenminste dan nog de taal als reddingsboei kon gebruiken. Velen hadden en hebben dat geluk niet en worden depressief, gek, slaafs, monddood, lethargisch of maken zelfs een eind aan hun leven. (Een stuk of acht gedurende het verblijf van Semmier in het AZC in de kleine Nederlandse stad.) Tegelijk is het, hoe vreemd dit ook moge klinken, een avonturenroman. Een mens wordt inventief wanneer men wordt begrensd. Tussen schapen in een vrachtwagen van Irak naar Jordanië. Met allerlei smokkelaars en valse paspoorten langs de grenzen in verschillende Aziatische landen. Het ten einde raad dan maar in een ander Europees land proberen, met alle gevolgen van dien. Rodaan laat Semmier in retrospectief over zijn pogingen om ergens gewoon te mogen leven vertellen. Waar dan ook.

Stel je een gebouw voor met vijfhonderd mensen erin. Sommige mensen zijn te moe of te gek geworden van het lange wachten Zo’n gebouw verandert vanbinnen in een enorm graf, waarin de tijd van een paar honderd mensen begraven ligt.

Het asielzoekerscentrum als een vergeetplaats voor ‘probleemgevallen’. Je moet ze ergens kwijt wanneer men eigenlijk liever verkiest om weg te kijken. Dankzij deze roman heeft het eindeloze wachten, de verhulde xenofobie en de angst en vertwijfeling heldere woorden gekregen.

Guus Bauer

Rodaan Al Galidi – Hoe ik talent voor het leven kreeg. Uitgeverij Jürgen Maas, Amsterdam. 472 blz. € 24,95.