Verklaring onder ede

Een redacteur van een eerder uitgezonden radioprogramma: ‘Ik wil weten wat er in uw boek Vogeljongen precies waar is en wat niet?!’

Dat kun je van geen enkele (fictie)schrijver verlangen. Dat doet afbreuk aan de mystiek, dat ontkracht de verbeelding.

Ik citeer het personage Ben Teister, een schrijver, uit Vaderval van Peter Drehmanns:

‘En dat in een wereld waarin de mensen tegenwoordig met het schuim op de mond eisen dat alles Echt Gebeurd is. Is dat niet wonderlijk, ja paradoxaal: terwijl onze werkelijkheid almaar virtueler en abstracter wordt, wordt fictie steeds vaker verward met feiten, wordt vrijwel elk boek hardnekkig gelezen als autobiografie.’

De zuster die in Vogeljongen het hoofdpersonage verpleegt, bestaat bijvoorbeeld uit een schrijver hand van een verpleegster, de geur van een ander, de kaaklijn van een derde, een uitspraak van een vierde, enzovoort. Daarom is zij als PERSONAGE nog wel levensecht. Zo is alles in dit boek en in miljoenen andere romans en verhalen ‘samengesteld’. Ja, ik heb in een ziekenhuis gelegen. Ja, de openingszin ‘Wordt het geen tijd om de stekker eruit te trekken’ is uitgesproken. Doet het ter zake door wie? Nee. Het extra perspectief geeft kracht aan het verhaal. Ja, ik ken iemand die uit een coma is gekomen. Twee zelfs.

Nu vooruit een tip van de sluier: alle jeugdstukken zijn waar. De tweede verhaallijn zogezegd. Maar is het geheugen betrouwbaar? Het getuigt van onkunde, om niet te zeggen dommigheid, wanneer iemand überhaupt vraagt naar het waarheidsgehalte. Er staat ‘roman’ op. Is dat niet duidelijk genoeg? ALS VERHAAL IS HET HONDERD PROCENT WAAR. Ik voel mij niet geroepen om verantwoording af te leggen. Dat heeft niets met lafheid te maken. Ik strijd altijd met open vizier. Men moet het doen met de tekst, met wat deze boven- en onderhuids wil zeggen.

Iemand die even rondneust op internet, een aantal van mijn columns leest over waarheid, en in stijl van het thema van de Boekenweek, Dichtung, weet hoe de vork in de steel zit. Niet alleen bij mij, maar in het algemeen bij fictie. Via de verbeelding, via de uitvergroting, en soms via de verkleining, het indikken, worden mogelijkheden onderzocht, intermenselijke reacties in kaart gebracht, emoties achter de woorden geplaatst.

Daarnaast heb je het literaire spel. Ja, het is een vorm van spot. Het voorhouden van een spiegel. De journalist die niet voor de inhoud gaat maar in feite voor het uiterlijk. Voor de oppervlakkigheid. Er moet iets zijn waarbij we kunnen aanhaken. Het liefst nog iets actueels ook.

Het is spijtig voor degene die zijn of haar evenbeeld niet goed weet te duiden. Maar spijt heb ik daar niet van. Gerard Reve was geen markies, Dautzenberg heeft geen nier afgestaan, enzovoort. De beste reactie van een lezeres die ik dit alles vertelde: ‘U heeft zich dermate goed INGELEEFD dat het geloofwaardig is. Dat het echt is. Heel boeiend.’

Basta!

Guus Bauer