Het debat over de verplichte leeslijst is oeverloos, omdat iedereen wel wat vindt, maar bij niemand zich echt beroept op feiten en wetenschappelijk onderzoek. Na onder meer Weijts, Kluun en Holman, reageerde gisteren Aleid Truijens in haar onderwijscolumn voor de Volkskrant. Het voordeel van Truijens is dat zij weet wat er op scholen speelt, wat de wettelijke eisen zijn en hoe weerbarstig de praktijk is.

Truijens is niet tegen een verplichte leeslijst: een beetje dwang mag best.

De generatie van de verplichte lijst heeft veel gretige lezers voortgebracht. De houding ‘Áls ze maar lezen, dondert niet wat’ doet dat vooralsnog niet. Als je ouders, je leraar of je favoriete schrijver zoiets zeggen, dan denk je toch: hé, is literatuur voor jou niet eens de moeite waard om te verdedigen? Dan kan het dus niks zijn.

In dezelfde krant houdt schrijver Erik Raschke een pleidooi voor een hervorming van de leeslijst, maar niet de populistische variant die Kluun wil. Maar wel met iets meer passie.

Literatuur wordt vaak net zo onderwezen als wiskunde, of geschiedenis, zonder die prachtige intellectuele en emotionele gloed die je krijgt van lezen.