Te veel ontsieringen

Een kort verhaal begint, in tegenstelling tot een roman, met afgeronde karakters, opdat het verhaal zich direct kan ontspinnen. Het is daarmee een lastig genre, zo wordt gezegd, omdat het van de lezer een actieve houding vraagt. Tegelijkertijd is zo’n hindernis juist een van de charmes. Wat een schrijver van een kort verhaal niet mag doen is extra barricades opwerpen. Toch is dat precies wat Nico Dros in zijn jongste verhalenbundel doet.

Langzaam_afbouwen_op_deze_planeet DrosIn Langzaam afbouwen op deze planeet (acht verhalen, waarvan het langste – ‘Twee dooilingen’ – een historische novelle is) gebeurt van alles. Het titelverhaal gaat over een atoomexplosie in Jeruzalem – jawel – nadat er zich een aardbeving heeft voorgedaan. Dros levert een goede uitwerking van dit gegeven, door het kleine en bij intermenselijk te houden en niet te zeer stil te staan bij politieke reacties, maar maakt de fout overdreven uit te leggen hoe zo’n ramp mogelijk is, met technisch commentaar en onderricht over de nucleaire historie. In een kort verhaal moet dat kort. Hier wordt uitgegaan van de te luie lezer.

Er zijn meer schoonheidsfouten. Zo opent het eerste verhaal ‘Maagdenbloed’ ongelukkig met een Nabokov-citaat. Ongelukkig omdat je eerst een stukje Dros wilt lezen voordat zo’n grootheid spreekt. ‘Ja, het leven heeft meer talent dan wij. De intriges die het af en toe verzint! Hoe kunnen wij zo’n god naar de kroon steken? Zijn werk is onvertaalbaar, onbeschrijfelijk.’ Dat schept verwachtingen bij de lezer. Maar nergens vindt deze quote z’n weerslag in het verhaal, dat nogal een als-als-karakter heeft. Wat als de hoofdpersoon destijds wèl Noralie had ingepalmd, vraagt hij zich af, hoe anders zou zijn leven dan zijn verlopen – om volledig hypothetisch te eindigen. Niet het leven, maar de hersenspinsels van de ik-figuur zijn hier intrigerend. Het citaat is daarmee onjuist gebruikt en komt over als een geforceerd opstapje om de lezer het verhaal in te leiden. Op kwikzilverproza à la Nabokov wordt deze al helemaal niet getrakteerd, sterker, de passages hebben iets monotoons doordat de regels eenzelfde lengte aanhouden waardoor het snakken is naar een voegwoord. Daarbij bevat het ongebruikelijke woorden (zoals ‘scharrel’) die te snel herhaald worden, waardoor er een soort echo-effect ontstaat, ook zoiets.

Het verhaal dat boven alle andere uitstijgt is ‘Het weerzien’, een woord dat hier een dubbele betekenis heeft. De schitterende en intellectuele Naomi gaat na jaren op zoek naar haar biologische vader. Doede, ooit een van haar moeders talrijke minnaars, zou het kunnen zijn. Op zijn beurt ziet Doede in Naomi zijn gedroomde vrouw, meer nog dan destijds in haar moeder. Dros laat het verhaal eindigen met een suggestieve omhelzing, van twee mensen met verschillende (onuitgesproken) verwachtingen die niet schuren en intact kunnen blijven. Dat is knap gedaan.

Dit niveau wordt nergens meer in de bundel gehaald. ‘Twee doolingen’ geeft een schilderachtig beeld van het zeventiende-eeuwse Texel, maar blijft in de eerste helft steken in de researchfase, komt niet los van zijn historische context. ‘Ach, is Uwe Edelheid verdwaald? Ik neem aan dat iemand van uw leeftijd niet meer ter queeste gaat…’ Het is ongetwijfeld zeventiende-eeuws Nederlands, maar of dit uit de mond komt van een analfabete? Het zijn dit soort krasjes die te weinig verhalen goed uit de verf doen komen.

Dirk Rodenburg

Nico Dros – Langzaam afbouwen op deze planeet. Van Oorschot, Amsterdam, 186 blz. € 16,50.