Absurde dierenverhalen in een surreëel kader

Van sommige auteurs weet je al op voorhand wat hun nieuwe boek zal brengen. Toch hoeft dat niet per se onder de noemer ‘meer van hetzelfde’ te vallen. Neem nu de filosofische dierenverhalen van Toon Tellegen. De bekoorlijke voorflap van de nieuwe verhalenbundel Op een ochtend, vroeg in de zomer reveleert meteen enkele vertrouwde figuren, zoals de olifant, de sprinkhaan, de duizendpoot en de rups. Zoals wel vaker in Tellegens teksten vieren de dieren uitgebreid feest mét taart, filosoferen over moeilijk te bevatten begrippen en streven onhaalbare idealen na.

Toon Tellegen Sylvia WeveDe nieuwe bundel, voor het eerst met illustraties van Gouden Penseel-winnares Sylvia Weve, opent met een voor Tellegens poëtica typerend verhaal. Aardvarken ervaart aan den lijve wat het betekent om je te verstoppen, zonder op voorhand mee te delen dat je ook gezocht wil worden. Een aannemelijke situatie, ware het niet dat de schuilplaats van het ongeruste Aardvarken wel degelijk opgespoord wordt:

Urenlang zat het aardvarken daar zo. Hij hoopte dat iemand hem nog steeds zocht, maar hij hoopte ook dat niemand hem zou vinden. Aan het eind van de middag werd hij ongerust en kroop weer naar boven. Hij zette opnieuw zijn handen aan zijn mond en riep: ‘Zoekt u mij nog steeds?’ ‘Jazeker,’ klonk het meteen uit de verte. ‘En weet u ook nog steeds wie ik ben?’ ‘Ja, het aardvarken.’

Precies die onverwachte, licht absurde wending verrijkt de plot en tilt Tellegens kortverhalen op een hoger plan. Ironische knipogen, zogenaamd paradoxale uitspraken, onvervulbare ambities, Tellegen blijft ze haast vanzelf tevoorschijn toveren. In dat opzicht is het verhaal van Das, die z’n gasten niet langer terugvindt in zijn labyrintisch opgebouwd huis, een typevoorbeeld voor Tellegens schriftuur. Net zoals het relaas van Beer overigens, die zijn groots opgezet feest ‘op uiteenlopende redenen’ moet afzeggen, aangezien hij immers niet weet hoeveel ongenode gasten komen aankloppen. Met weinig woorden, in een uitgepuurde tekst, verleent de auteur zijn dierenfiguren een eigen karakter. Andere bosbewoners filosoferen over hun identiteit, piekeren over dubieuze termen – de eendagsvlieg kent de term ‘morgen’ niet – of besluiten dat ze hun dagelijkse verplichtingen maar eens naast zich neerleggen.

De surreële prenten van Sylvia Weve gaan een sterke symbiose met Tellegens verteltrant aan, wat onmiskenbaar tot de zeggingskracht van deze verhalenbundel bijdraagt. Hoewel de wervelende prenten duidelijk Weves signatuur weerspiegelen, bedient de illustratrice zich van een minder uitbundig kleurenpalet. De bevreemdende sfeer van de vertellingen beklijft net zo goed in pasteltinten, die de aandacht tevens sterker vestigen op de gebeurtenissen. De interferenties tussen de dierenfiguren en markant voorwerpen worden met pijlen aangeduid. Een aardige extraatje, al had dit niet gehoeven, want uit de expressieve prenten blijkt die samenhang zo ook wel.

De door Mance Post, Annemarie van Haeringen, Kitty Crowther en Jan geïllustreerde fijnzinnige verhalen van Tellegen zijn bekroond. Benieuwd of Sylvia Weve eenzelfde onderscheiding te beurt zal vallen. Het zou alleszins verdiend zijn.

Jürgen Peeters

Toon Tellegen & Sylvia Weve – Op een ochtend, vroeg in de zomer. Querido, Amsterdam/Antwerpen, 64 blz. € 16.99.