Roestige bijsmaak

In de hyperbeschermde en –beschermende samenleving van West-Europa is het bijna onmogelijk om je voor te stellen hoe het voelt als politieke en maatschappelijke verhoudingen een stuk afstandelijker en ruwer zijn, om je voor te stellen hoe het ruigere leven voelt, om je mond te moeten houden. Martín Gambarotta’s debuut Punctum, een lang gedicht in 39 afdelingen, verscheen voor het eerst in 1996 en werd onlangs door Perdu in het Nederlands uitgegeven. Het is gesitueerd in het Argentinië van president Carlos Menem, in het Argentinië dus van na de Vuile Oorlog en de militaire dictatuur, waar vrijheid, stabiliteit en rust nog steeds ver te zoeken zijn.

In het nawoord van de bundel beschrijft Gambarotta een avond in 1989, zes jaar na het herstel van de democratie, een avond waarop hij, volkomen onschuldig, door de politie werd opgepakt (‘mijn haar was lang en ik droeg een leren jack en dat was genoeg om me op te pakken’). Hij werd op het politiebureau bij een groep mensen opgesloten die er exact zo uitzagen als hij en bracht de nacht door tussen dronken en overgevende medegevangenen, harde muziek en agenten die medegevangenen met ‘aristocratische achternamen’ een voor een vrijlieten. De volgende ochtend volgden, een voor een, de overige gevangenen, waaronder Gambarotta.

Dat we maar niet denken dat, omdat er weer democratie is, de vrijheid daarmee óók hersteld is. Sterker nog, ook de jaren negentig onder president Carlos Menem zouden ronduit turbulent worden, door overhaaste neoliberale privatisering, corruptie, sterke inflatie en aan het eind van dat decennium het financiële failliet van de Argentijnse staat. Ook al was Argentinië (wederom) een democratisch, westers georiënteerd land, de samenleving was verre van rustig, laat staan zo beschermend en beschermd als West-Europa gerealiseerd heeft.

gambarotta_punctumHoe zo’n omgeving voelt, wordt duidelijk in Punctum. Let wel: het is een poëtische bundel. Hoewel Gambarotta naast dichter ook politiek redacteur is van de Buenos Aires Herald, laat hij het in zijn poëzie achterwege om bijvoorbeeld pamfletten te schrijven. Desondanks resoneert op een empathische, individualistische manier Gambarotta’s maatschappelijke betrokkenheid in elk woord. De bundel is een collage van personages, beelden, stijlen en ervaringen met een ongelofelijk brede stijlwaaier: soms lyrisch, soms staccato, soms confronterend, verbloemend of letterlijk, en dan weer filosofisch, redenerend. Soms duikt een gedicht of passage op in observerende stijl, of in de stijl van een krantenbericht, dan weer is de taal metaforisch. De bundel is volgestopt met citaten en termen uit het Argentinië van de jaren negentig, van songteksten en kranten tot belangrijke data en protestbewegingen. Veel van die termen worden uitgelegd, maar lang niet alles komt over op de West-Europese lezer, al resoneert het mee in de poëzie. De bundel voelt gecomponeerd maar losjes aan, als een lange wandeling door een stad waarin personen, gebeurtenissen en ideeën zich ad hoc aandienen. Het begint beschrijvend, plaatsbepalend:

Een kamer

waarvan de oppervlakte van het plafond gelijk is

aan die van de vloer die op haar beurt gelijk is

aan die van elk van de vier muren

die een plek begrenzen boven de straat.

De nevel verplaatst zich naar zijn lege

geest, hij weet niet wie hij is en zijn eerste

gedachte, ‘een hond die weet dat hij hond is

is niet langer hond’ wordt weer deel

van zijn droom maar daar verschijnt, vaag,

de bloempot: een gedeukte theeketel met planten

in het midden van de tafel: twee schragen

dragen een houten plank –

dan is hij wakker.

Een appartement in een stad en het rommelige interieur wordt uitgebreid beschreven, zodat het personage te gast lijkt in zijn eigen woning. Sterker nog, het personage zelf lijkt afwezig, zoals in de andere personages in de rest van de bundel ook afwezig lijken, nauwelijks iets zeggen. Zij zijn het niet die het verhaal vertellen, dragen of interpreteren. De gedichten dienen aan wat er te zien, te horen en te ruiken is. Tekenend is deze zin, die ergens opduikt tussen andere, ongerelateerde zinnen: ‘Of er gebeurt niets of ik begrijp niet / wat er gebeurt.’ Interpretatie komt volledig voor rekening van de lezer. Mooie beelden

(…) Het regent.

Dit feit is door het gewicht van de wolken

aan het landschap opgelegd.

worden gevolgd door de lethargie van een of ander personage, bijvoorbeeld in een van de mooiste gedichten, dat ik hier in z’n geheel citeer:

In zekere zin

zou hij als hij naar de keuken zou gaan waar

gisteravond Hertje zat

het filter van een sigaret zien drijven in het water

in de verstopte gootsteen, de

etiketten van de vijf of zes flessen

die al dagenlang in de zon liggen te verbleken,

blauwe schimmel

tussen de restjes thee,

een uitgeknipte foto uit een krant

met een magneetje vastgeplakt

op de koelkast: een spits van het tweede.

Hij blijft hangen in de kromming van de stilte.

Geen sprake

van het openen van de kraan

om van de tuit te drinken, om

niet het water te proeven

maar de metaalsmaak van de buizen

die het van een rivier daarheen brachten,

een roestige bijsmaak van het water,

zo’n rode bijsmaak, van de tijd die voorbijgaat.

Roest, roestkleur en roestsmaak komen geregeld terug in de gedichten en vormt, net als de zin ‘Want het belangrijkste staat er ben jijzelf’ en een handvol andere formuleringen, een Leitmotif. Roest, dat in de menselijke leefomgeving vaak een (bij)product van slijtage of slecht onderhoud is, vat de sfeer van de bundel in één woord samen. Het stimulerende mantra ‘het belangrijkste ben jijzelf’ houdt personages weliswaar op de been, maar controle op hun omgeving kunnen ze nauwelijks uitoefenen. Het valt op hoe macaber Gambarotta die omgeving schetst, met woorden als kadavers, schimmel, as, rot. Gambarotta legt vaker de nadruk op beelden of geuren van menselijke producten die verweren, verrotten of kapot zijn/gaan. Ook woorden als ‘ruïne’ en ‘lijkwagen’ trekken de aandacht. Daartussen loopt onder anderen de ‘Vriendin van Iggy Pop’ rond.

In scherp contrast daarmee staat de Confucius, een personage dat een aantal keer zijn opwachting maakt. De filosoof zag menselijkheid als een innerlijk ideaal en deugdzaam gedrag moest het liefst met een innerlijke houding gepaard gaan. Menselijkheid moest, behalve de uiterlijke manifestatie van een innerlijke houding, ook duidelijk worden in gedrag, met name in riten. Zijn filosofie gold ook (politieke) machthebbers, die hun functie vanuit morele kwaliteit moesten uitoefenen.

In Punctum is Confucius een verschijning op wie de elementen geen vat lijken te hebben:

Confucius dus die geen

angst of spanning voelt

en als het niet vanwege zijn ogen was die kijken

naar de kou die zich concentreert in de tanden

van de ritssluiting van zijn jas maar

die schijnbaar niet,

totaal niet, in zijn gezicht slaat en al helemaal niet

vanbinnen iets verandert, aan het ritme

van zijn bloedsomloop, zou je kunnen zeggen

dat hij aanwezig is maar niet, totaal niet,

in deze scène, of dat het hem niet uitmaakt of hij wel of niet aanwezig is

in het lichaam dat, geenszins van zijn stuk gebracht

door de zijwind, het busstation uit loopt,

geenszins door het flipperballetje

dat door zijn hersenen stuitert en al

springend zijn hele geest in beslag lijkt te nemen.

De volstrekt andere manier van zijn, in dit personage, is sterk vormgegeven. De typisch Oost-Aziatische minzaamheid, die ook voorkomt in boeddhisme, taoïsme, hindoeïsme, bepaalt de lichamelijkheid en het stoïcisme waardoor Confucius in deze bundel een mystieke, soms bijna bovenmenselijke aanwezigheid krijgt. Het is een opluchting in een omgeving die uit elkaar valt. Want Punctum is een sterk en ongemakkelijk, beslist geen optimistische of hoopvolle bundel. Het is duidelijk dat de poëzie inzet is van een louteringsproces, van onverwerkt verleden, van een manier van leven die gestuurd werd en wordt door verval. Gambarotta heeft geen mededogen met zijn personages, met de gebeurtenissen en gedachten en wil zijn zaak zéker niet mooier voordoen dan die is: daarvoor heeft hij ze teveel lief.

Roel Weerheijm

Martín Gambarotta – Punctum. Vertaald en van een nawoord voorzien door Bodil Kok. Perdu, Amsterdam, 120 blz. € 19,95.