Superieure ironie met een grimmige kartelrand

Meteen maar met de deur in huis: de nieuwe roman van Pieter Waterdrinker is één van de beste boeken die ik in jaren heb gelezen. Held is het leeghoofd Wessel Stols, die nadat hij in de reclame fortuin heeft gemaakt besluit zijn ware roeping te volgen: schrijven. Helaas ontbreekt het hem aan alles wat je daarvoor nodig hebt, van talent tot zelfkennis. De pogingen die hij desondanks onderneemt zijn ronduit hilarisch. Ik weet dat er kniesoren zijn die een boek dat je bij tijd en wijle in schaterlachen uit doet barsten meteen buiten de selectie kring van de literatuur smijten, maar geloof me, op schrijven over seks na is mensen aan het lachen krijgen serieus het moeilijkste wat er is.

Met zijn vrouw en grote liefde Friedl reist hij in Frankrijk van hot naar haar, maar schrijven lukt alleen met flink drank achter de kiezen, tot de kater de zoveelste mislukking genadeloos blootlegt; wat aan alles ligt, behalve aan zichzelf. Voortdurend wisselt hij daarom van aanpak en voorbeeld. In Biarritz raakt hij de deur van een station aan waar Nabokov wellicht misschien ooit was geweest, want: ‘Alles is een kwestie van vibraties.’ En als het dan met de roman niet lukt, dan moeten het maar korte verhalen worden en raakt hij in de ban van Tsjechov, van wie hij zich een geestverwant waant. De schrijvende dokter, die tussen de bedrijven door een machtig oeuvre schiep en nooit om inspiratie verlegen zat, want altijd wel een onderwerp had. Een asbak bijvoorbeeld:

‘Wessel Stols dacht na over de asbak die boven stond, op de eikenhouten tafel in de keuken. Een koperen geval, waarin wat verdorde walnoten lagen van de oogst van vorig jaar. Zou hij daar niet eens een verhaal over schrijven?’

En jawel hoor:

‘In gedachten toverde hij het kleinood weer voor zich; in een flits zag hij een van het zweet glanzende neger voor zich met een helm op en een pikhouweel. Zijn oogwit was zo geel als bier. Een kopermijn in Afrika! Wie was deze stumper? Hoe heette hij? Waar kwam hij vandaan? Misschien had deze arme drommel niet alleen zijn bloed en zweet, maar tevens – wie zou het zeggen?- op een dag zijn leven gegeven aan de groeve waar het koper gedolven was voor deze asbak, die hier nu met vergeten walnoten erin in het zuiden van Frankrijk stond. Kwam in deze asbak niet de smerigheid, het cynische egoïsme van deze wereld tezamen?

O ja, hij was begiftigd met hetzelfde associatieve vermogen als Anton Tsjechov, daarover bestond geen twijfel.’

Het opschrijven verloopt daarna wat moeizaam en zelfs een bezoek aan het huis van de meester in Moskou kan geen soelaas bieden, maar het deert Stols uiteindelijk niet. Die is alweer met iets anders bezig en de Havelaar is ook in een paar weken geschreven, dus tijd zat.

Behalve schrijver is Stols ook politicus, actief binnen een linkse partij vol hoog van de toren blazende gelijkhebbers die zelf nog nooit ergens over hebben hoeven nadenken en dus beter dan wie ook weten waar het met dit land naartoe moet. Als hij inziet dat het met de literatuur niets wordt gaat hij diepgravende beschouwingen schrijven en krijgt hij zelfs een column in een krant voor weldenkende mensen. Hier herkennen we een compleet roedel elkaar nabauwende policorcolumnisten, samengebald in Wessel Stols, het bastaardkind van Bas Heijne, Arnon Grunberg en het spook van Marcel van Dam:

‘Het ging uiteindelijk om de stijl, om de toon, alsook om de visie, de juiste ethisch-filosofische en politieke gerichtheid. Hij wist wie zijn lezers waren; het was zaak hen niet van zich te vervreemden. Ze moesten vooral beseffen dat hij één van hen was, ook al waren ze het niet met hem eens. Tegen iedere vorm van populisme, nationalisme, xenofobie, van de pest die de samenleving langzaam van binnenuit opvrat, moest compromisloos stelling worden genomen. Hier was iemand aan het woord met het hart op de juiste plaats, met empathie voor de underdog, met historisch besef, een man van de wereld die veel had gereisd, met de groten der aarde omging, maar zijn eigen positie vaak op de hak nam en altijd een gezond wantrouwen bleef koesteren voor de macht. Omdat hij bovendien in een traditie stond, althans in een traditie wilde staan, haalde hij af en toe columnisten aan die eerder op zijn plek in de krant hadden gestaan, reeds behorend tot de journalistieke Olympus, al hadden ze er doorgaans nog weinig aan, zes voet onder de grond, dan wel hun as reeds verstrooid.’

Stols is dan lid van het Europese Parlement, waar hij geen klap uitvoert, en vult zijn leven voornamelijk met dromen, drinken, achter zijn pik aanrennen en woest aantrekkelijke vrouwen neuken, blind en doof voor de gevolgen, als een Don Quichote met Down die geen benul heeft hoe het er in de echte wereld aan toegaat. Dat loopt verkeerd af als hij om persoonlijke redenen in Oekraïne belandt, waar zijn neergang epische vormen aanneemt.

Was het alleen om Wessel Stols gegaan, dan had Waterdrinker van mij al een handvol sterren gekregen, maar het verhaal is complexer. Wat Stols niet ziet, zien wij lezers wel. Zijn grote liefde, die hij door zijn nog grotere ego verspeelt, wat ook weer bijdraagt aan zijn ondergang. Hij is als de struikelende man, die steeds grotere stappen zet in een tot mislukken gedoemde poging overeind te blijven. Hij loopt ogenschijnlijk moeiteloos in zeven maal zeven sloten tegelijk, maar heeft als enige niet in de gaten dat zijn schoenveters los zitten en hij recht op een bananenschil afstevent, tot het universum een gierkar vol karma over hem uitstort.

De literaire middelen die Waterdrinker gebruikt om die verdiepende kant van het verhaal te vertellen, komen stuk voor stuk uit de betere literaire gereedschapskist, maar Stols is veel meer dan een fantastisch getekende clown in een letterkundige tragikomedie. Hij is een symbool, een metafoor voor het decadente westen. Wij allen zijn Wessel Stols. We zitten in onze safe space met ons gender te spelen, terwijl op enkele uren vliegen een horde tot de tanden bewapende nihilisten klaar staat met maar één doel voor ogen: de reus op lemen voeten de fatale duw geven, waartoe ze op grote schaal een vijfde colonne hebben gerekruteerd en de eerste wegbereiders al op pad hebben gestuurd. Dat maakt dit, ondanks al het schateren en de pret en de bijrol voor journalist Olaf Koens, ook een erg ongemakkelijk, maar in deze tijden broodnodig boek.

Enno de Witt

Pieter Waterdrinker – Poubelle. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 544 blz. € 21,50.