De Vlaamse dichter Hubert van Herreweghen overleden is gisteren overleden. De in Nederland nauwelijks bekende, maar in Vlaanderen zeer gewaardeerde dichter werd 96 jaar. Van Herreweghen debuteerde met Het jaar der gedachtenis in 1943, vorig jaar bracht hij zijn laatste bundel uit De bulleman & de vogels. In 2010 bracht het tijdschrift Vlaanderen een special uit met een hommage aan de toen 90-jarige dichter.

Op de pagina van DBNL kun je gedichten van Van Herreweghen vinden. In 1949 schreef hij ‘Van de dood’.

Van de dood

Gij denkt: het is nog altijd Zomer
maar in October kermt de wind;
gij voelt u ouder, voelt u lomer
als de donkere Herfst begint;

de kleine schaduwen die sliepen
rijzen ontzaglijk in ons recht,
echo’s van hen die stervend riepen
horen wij als de vrouw iets zegt;

haar haren geuren naar hun haren,
haar ogen breken als hun oog,
gruwlijke klacht, gelijk hun staren
wanneer de dood zich nederboog;

haar mond wordt grauw rond zwarte tanden
gelijk hun lippen, grauw en zwart,
de knokkels door de huid der handen
als een geraamte, dun en hard.

Herfst is ’t vergift dat ons vergeven
heeft, is de rotte medicijn
die alle droefheden van ’t leven
oprispt tot wij geradbraakt zijn.

Met ogen als van zieke dieren
kruipen wij in het huis, de krocht
in, waar de behangselpapieren
bebloemd zijn van de verf en ’t vocht;

sidderende, opgejaagde boeven
zijn wij, op zoek naar toeverlaat
voor angsten die als wieken zoeven,
doodsvleugels raken ons gelaat.

Hier lagen vaderen te staren
blind naar een kobold op de muur,
bereden door de hellemaren,
getormenteerd door ’t eeuwig vuur.

Vocht tekent zee en schiereilanden
en duivels op melaatse muur.
Mijn vaadren wrongen klam de handen,
woelend tot het afgrijslijke uur.

Wij bukken het hoofd en gaan binnen
en sluiten de deur op de Herfst,
maar de gewarige vijf zinnen
krimpen samen voor het bederf:

dit jaargetijde is deze kamer
vol met de halo van de dood;
door de nevelen schreit gestamel
van een man in de laatste nood;

wind waait, gij hoort geruisen,
klanken en stem, een zinloos woord,
van hen die eens in deze huizen
woonden en lang zijn overboord,

zij huilen in de wind als honden,
zij huilen in ons hart dat krimpt.
O gruwlijk vergezicht der zonden,
waarheen als ons de dood bespringt?

(foto Pieter Van Herreweghen via Wikimedia, CC BY-SA 4.0)