Compromisloos leven heeft een prijs

De Noor Lars Mytting (1968) voelde altijd wel de noodzaak om te schrijven, maar hield zich in eerste instantie vooral bezig met secundaire literatuur. Hij schreef met grote regelmaat essays en journalistieke stukken over andermans werk. In 2006 debuteerde hij met een roman over een tegendraadse pompstationhouder die vasthoudt aan oude waarden. De klassieke strijd van de eenling tegen het oprukkende consumentisme. Het boek verwierf een ware cultstatus, sprak vooral ook niet-lezers heel erg aan die hun eigen wereldje zagen instorten door de vooruitgang.

lars-mytting-paardenkrachtDeze bezielde roman is nu in het Nederlands verschenen als Paardenkracht. Mede dankzij het succes van Myttings non-fictie boek De man en het hout dat tegelijkertijd met de met de Noorse boekhandelsprijs 2014 bekroonde roman Vlamberken in 2015 alhier verscheen. Deze drie titels – bij elkaar het volledige oeuvre van Mytting, al ligt een nieuwe roman zo goed als op de Scandinavische persen – zijn thematisch nauw met elkaar verbonden. Het zijn in feite protestboeken, onderhoudende werken die vechten voor het recht op individualisme.

Een pleidooi om buiten de mal te mogen leven waarin de omgeving, de ontwikkeling van de technologie ook, de zogenaamde ideale mens dwingt. (In die zin is bijvoorbeeld de houtbijbel mild recalcitrant. Het boek verhaalt over de beste houtsoorten, het gereedschap, de juiste manier van drogen, de verschillende kachels, geeft de koude feiten, maar tussendoor flakkert de psychologie van het menselijke handelen. De eeuwenoude traditie van de verschillende manieren van stapelen waaruit een bepaalde persoonlijkheid blijkt. De man en het hout beweegt zich op een redelijk onontgonnen terrein tussen fictie en non-fictie, gaat een eigen gang. Ach, het labelen van creativiteit schijnt nu eenmaal marketingtechnisch noodzakelijk te zijn.)

Vooruitgang hoeft helemaal geen verbetering te zijn. Wanneer je niet meegaat in de vaart der volkeren, word je al snel gezien als een zonderling, een buitenbeentje, een zwerverachtig type. Leve het non-conformisme, al word het individu slechts bij zeer grote uitzondering dan niet opgeslokt door de grote gemene deler.

Hoofdpersoon Erik Fyksen runt een pompstation oude stijl. Zijn vriendin, een ontwerpster met smaak, die later – een klein verklappertje – door het geld ingegeven zich conformeert aan commercieel stilisme, heeft het in de jaren vijftigstijl opgeknapt. Met van die prachtige Amerikaanse benzinezuilen, zachte neonlichten en ouderwetse emaillen reclameborden. Eerlijke retro. Een concept dat ze later bij opdrachtgevers uitbuit, laat verwateren, onecht maakt. Erik heeft een enorm assortiment aan reserveonderdelen, zit het liefst in zijn smeerput aan oude auto’s te sleutelen. Zijn schappen zijn gevuld met New Old Stock, kwaliteitsspullen, ongeacht of hij er veel aan kan verdienen of niet.

De hele roman ademt op een aanstekelijke manier de hang naar herstel, naar het werken met je handen. We zijn langzaam naar een vervangingseconomie toegegroeid. Zeg nu zelf, wanneer de tv kapot is, wordt deze nog maar zelden ter reparatie aangeboden. Erik eert met zijn werk de historie, laat oude motoren weer dapper snorren. Is een regelaar, nomen est omen, een echte fikser. Hij heeft daardoor een duidelijke functie in de gemeenschap. Het is de economie die draait op de vaardigheden van eenieder afzonderlijk. Bartertrade, ruilhandel is al eeuwenlang effectief. Het pompstation ligt redelijk afgelegen, maar de mensen uit de wijde omtrek weten hem te vinden.

Maar zal dat ook zo zijn als de weg aan de andere kant van de berg zal worden verbreed en dé doorgaande route zal worden van Oslo naar Trondheim? Mytting voert een aantal meedogenloos manipulerende mensen op. Erik houdt dapper stand, vecht tegen de bierkaai van grote concerns, speciale winkelconcepten, waarbij de luierverkoop belangrijker is dan de verkoop van de juiste gereedschappen, de juiste oliën. Alles voor de winstmarge. Waarbij men voorbijgaat aan de aparte, niet-gestandaardiseerde behoeftes van een dergelijke kleine gemeenschap. De toekomst van de eenheidsworst. Ja, Erik moet ook dure broodjes, dure worstjes gaan verkopen. De reizende mens – het is waar – kijkt niet op een paar centen meer. Erik probeert een stuk grond aan de andere kant van de berg te kopen, maar de boer ruikt in eerste instantie ook geld en speelt de verschillende grote oliejongens tegen elkaar uit. Maar uiteindelijk verschillen de boer en Erik eigenlijk niet. Als hij tot in de eeuwigheid de Lada van de boer blijft opknappen en een tropische vakantie betaalt, krijgt hij voor de komende veertig jaar de pachtrechten.

De dialogen van Mytting zijn sterk. Je merkt echt dat het ‘opgedrongen leven’ deze schrijver aan het hart gaat. Erik verliest diverse vrouwen aan de rijksweg. Even denk je dat bij een van de races die de jongeren organiseren zijn vriendin de styliste is omgekomen, maar het is een mooie metafoor voor het opslokken van de vrouwen door de grote stad in het zuiden, door het grote geld, het jachtige leven. Hij kan ook moeilijk afstand nemen van zijn pompstation, van zijn leven tot dan toe. Niet omdat hij niet capabel genoeg zou zijn, maar omdat hij er tevreden mee is. Het pompstation is ook een monument is geworden voor de verloren liefde.

De bikkelharde vrouw die Erik het concept van het olieconcern probeert op te dringen, is uiteindelijk ook iemand die zucht onder het systeem, die liefde mist. Dat is het sterke van Paardenkracht. Mytting laat de twijfel, het gemis bij al zijn personages heel goed voelen. Mensen die hun hele leven bezig zijn met uniek worden en daardoor heel erg op elkaar zijn gaan lijken.

Erik vindt tenslotte troost bij een oude Franse sportauto, een wrak dat hem ‘heel terloops’ door zijn jeugdliefde Tora wordt geschonken. De dochter van de autosloper, die zich maar wat graag aan Erik had verbonden, als hij maar uit zijn comfortzone was gestapt, gevoed door de angst om in het afgelegen gat te blijven steken. Maar ze vraagt zich ergens onderhuids toch af of dat zo’n slecht leven was geweest. Erik weet het ding weer aan de praat te krijgen door uit allerlei sloopauto’s onderdelen te halen. Alles kan hij repareren, maar aan zichzelf kan hij maar nauwelijks iets doen. Maar toch is het open einde hoopvol. Hij geeft vol gas en verdwijnt naar het noorden. Moest hij eerst alles verliezen, voordat hij de verder durfde te gaan?

Paardenkracht gaat zijdelings over auto’s, is helemaal (niet alleen) een ‘mannenboek’, ondanks de technische verwijzingen, de fijn herkenbare kwajongensjeugdherinneringen, het is een boek dat tot nadenken stemt over de te volgen route in het leven. Compromisloos leven heeft een prijs. En natuurlijk is het een boek over de raadselachtige weg die de liefde bijna zonder uitzondering volgt. Mytting heeft alle personages een passende taal gegeven. Onder de smeerolie van Erik, steeksleutelt een gevoelig mens. Tora is eerder met een kapotte Jaguar E-type langs gekomen, puur omdat ze alleen via een motor met hem kan praten.

Hij maakte het doosje voorzichtig open en schudde het kleine, zwarte pakje eruit. Het bruine waspapier dat om het lager zat, was gevouwen in de strakke vorm van een ster, en toen hij aan een hoekje trok, opende het papier zich als rozenbladeren. Hij gaf haar de roos en zag dat er iets ontwaakte in haar hermelijnogen. Maar toen het glimmende kogellager in haar handpalm lag, zag hij hoeveel gemakkelijker alles was als staal gewoon staal was.

Guus Bauer

Lars Mytting – Paardenkracht. Vertaald door Gerie de Boer. Atlas Contact, Amsterdam. 304 blz. € 19,99.