Strompelen

Kuieren, dat is het verticale luieren,’ zong Toon Hermans ooit. Het is mijn favoriete manier van voortbewegen. Je hebt mensen die wandelen, dat zijn mensen met een doel in hun leven. Die willen van a naar b. Ik wil ook wel naar b, maar soms via een omweg langs g. Iemand die kuiert heeft geen haast. Omdat ik weet dat ik al twee maanden een tumor in de rug heb – waarschijnlijk veel langer – is een ommetje maken het hoogtepunt van de dag geworden.

(Even de medische tussenstand omdat ik van veel lezers aardige mails kreeg: de ct-scan is verder goed, wat de kans enorm vergroot dat dat ding in mijn rug iets goedaardigs is. Het moet er wel uit. Mijn vrienden zeggen: ‘Coen legt z’n ei in februari.’)

Ik loop een beetje als de klokkenluider van de Notre-Dame, strompelend en hompelend met de vertraagde motoriek van een dronkaard. Op sommige dagen lijkt het alsof ik redelijk normaal loop, maar als ik dan over een hekje stap en mijn linkervoet wat in het luchtledige achterblijft in plaats van leuk mee te doen met de rest van het been, dan weet ik weer dat ik het leven van een patiënt leid.

Van mijn studenten heb ik een filosofische gids over wandelen gekregen, Wandelen geheten. Zo liep Immanuel Kant altijd hetzelfde rondje op hetzelfde tijdstip. Alleen, want hij wilde door zijn neus ademhalen en gezelschap zou maar tot gesprekken leiden. Zomers liep hij langzamer omdat hij niet wilde zweten. Ik ben het tegendeel van Kant: ik kan niet wachten tot ik weer kan hardlopen zodat het zweet van mijn lichaam gutst. Ik kuier elke kant uit, op elk moment van de dag. De filosoof wil denken tijdens het wandelen, als ik loop, kom ik juist los van mijn gedachten.

Je ziet op verschillende tijdstippen verschillende dingen. Ik houd van het voyeuristische uur waarin het donker wordt en de gordijnen nog niet dicht zijn en de lampen aangaan. De wereld een kijkdoos. Of van de zaterdagochtend, als ik de burgemeester van Groningen tegenkom die zijn hond uitlaat en een drol in een plastic zakje meevoert.

Coen Peppelenbos

(foto: © Corrie Joosten)

Deze column stond eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 28 januari 2017.