Intiem en universeel tegelijk

In september vorig jaar verscheen in de Volkskrant in de bijlage Sir Edmund ineens een rubriek waarin tv-maker Maxim Hartman drie boeken besprak door de eerste tien pagina’s te lezen en een advies te geven. Een fijne kans om eens lekker van alles en nog wat lollig af te doen. Laat ze maar eens van hun hoge stokpaardjes afkomen. Het is waar dat de meeste mensen zich graag (stiekem) verkneukelen. Is die pagina soms een amechtige poging om aansluiting te vinden bij een jonger lezerspubliek, voor wie digitaal versneld, alles leuk, direct en behapbaar moet zijn, een knieval voor de post-vertrossing, de vervlakking, de gruwelijke middelmaat?

Bijna zonder uitzondering zijn er door deze sm-actie boeken onterecht neergesabeld, ‘sm’ als in social-media-achtige-stemmingmakerij. ‘Kijk mij eens een boud meninkje hebben.’ Van de echt grote kanonnen bleef men wijselijk overigens ver. Je weet nooit wat die nog eens kunnen afvuren. De volgende Bekende Mens die de rubriek mocht vullen was Hanneke (1939), de voormalig journaliste en tv-presentatrice van een kunstprogram, voor de VPRO nota bene. Kwaliteit verzekerd, zou men denken, wat meer nuance toch zeker. Helaas, nog meer gesabbel op de eerste tien blaadjes van de nieuwe kolen. Wat viel er ook te verwachten van iemand die toen vorig jaar februari Schuld van Walter van den Berg door het DWDD-boekenpanel tot favoriet van de maand februari werd gekroond als commentaar gaf dat Walter het zó verdient omdat het zo’n aardige jongen is. (Vooruit, dat is ook wel zo. Erg op zichzelf wel, iemand van weinig woorden. Lang niet gezien trouwens.)

Een zeer onterecht slachtoffer is Bloedend hart van Erik Nieuwenhuis. (Ook al geldt: elke publiciteit is meegenomen.) Iemand die de bespreekster niet kent, ondanks zijn drie romans en een eerdere bundel columns. Een totaal niet ter zake doende koude douche die je als schrijver eerder kunt verwachten bij een bezoek aan een leesclub ergens in thriller- c.q. Bekende Mensenboekenland. Ze vindt het, na wat geblader, allemaal veel te particulier, is helemaal niet geïnteresseerd in een autobiografie van een Onbekend Mens. Hoogste tijd om dit waarachtige boek eens even snel te ontgroen(temann)en.

Bloedend hart is juist verre van particulier, Nieuwenhuis plaats zijn eigen besognes in de tijdsgeest, analyseert de plek die hij ooit heeft ingenomen en dewelke hij in de verschoven wereld nu inneemt. Het is daardoor intiem en universeel tegelijk. Dit is dé manier om je levensverhaal in dienst te stellen van het algemeen belang. Ja, er zal voor de wat ouderen herkenning zijn, van zandbak, Fabeltjeskrant, Vietnam tot beatmis, maar dat is hooguit van secundair belang, zoals in elk boek gaat het over het menselijke handelen, over spijt, twijfel, angst, (angstige) blijheid, pril en broos geluk derhalve, (liefdes)verdriet en een beetje dood.

Wat waren zijn idealen, zijn verwachtingen, langs welke grillige lijn heeft hij gelopen. Nieuwenhuis (1964) is een middelbare man die zich er degelijk van bewust is dat er minder toekomst is dan verleden. Het is de analyse van de berusting, maar niet zonder de fijne oprispingen van de cultuurpessimist, die wel vaart bij de licht-ironische zelfspot. Blijf vooral flink boeren, beste Erik! Bloedend hart heeft een prettig melancholisch rouwrandje. Het is de zoektocht naar de nuance, de bijna-vergeten hang naar het kleine, kwalitatieve geluid. De slow-cooking van de kunst. ‘Alles van waarde is weerloos’, dichtte Lucebert al lang geleden. Mogen we af en toe krampachtig de tengels in de verworvenheden slaan?

Het is een testament van een generatie, een biografie eerder van de Nederlandse cultuur van pakweg de laatste vijftig jaar, gehuld in een lekker gemakkelijk zittende outfit. (Al schuurt het Terlenka overhemdje bij tijd en wijlen behoorlijk langs het dunner geworden nekje. Wat een bagger hebben we toch af en toe muzikaal voortgebracht. Bagger die wel in het getormenteerde hoofd is geëtst. Een mens – zeker uit de transistortijd en voorafgaand daaraan de tijd van de radiodistributie – schijnt wel tot honderdduizend deuntjes te kunnen opslaan. Alzheimerpatiënten zingen vrolijk woord voor woord liedjes uit hun jeugd mee.) Voor elk jaar van zijn leven koos Nieuwenhuis een Nederlandstalige hit als uitgangspunt, een meezinger, een smartlap, zo af en toe een kwaliteitssong. Deuntjes die niet veel mensen koud hebben gelaten, die wonderwel iedereen mee kan zingen, die ook bij door de hoog-ter-paard-gezetenen in elk geval altijd tot het badkamerrepertoire hebben behoord, alvorens ze als ‘camp’ werden omarmd.

Iemand die zegt dat hij of zij altijd een uitgesproken muzieksmaak heeft gehad, liegt waarschijnlijk over veel meer, zo niet over alles. Natuurlijk wil je het liefst niet buiten de boot vallen en kies je op school voor de ‘politiek-correcte’ bands, de muziek een middel bij uitstek immers om de generatiekloof verder uit te hakken.

Voorbij een zekere leeftijd krijg je in de gaten dat die ‘eigen smaak’ in de meeste gevallen weinig meer is dan een niche die door gewiekste platenbonzen al tot de laatste schrootjes voor je is afgetimmerd.

Tot een jaar of twaalf zing je nog vrolijk mee met de hits van je ouders. ‘De tijd waarin je nog niet gehinderd wordt door meningen, oordelen en opvattingen.’ Nieuwenhuis vond alles in die dagen even mooi, putte bijvoorbeeld troost uit ‘Spiegelbeeld’ van Willeke Alberti. En waarom ook niet. Het is de eerlijkheid die in Bloedend hart zo treft, die zo ontroert in deze verzameling van hits en lotstijdingen. Op school – ‘het puberbrein biedt weinig ruimte voor nuance’ sneert Nieuwenhuis fijn – was hij fan van Status Quo, Uriah Heep en Black Sabbath, op zijn kamertje draaide hij rustig de hitjes van de film Grease, een publiek imago-getto.

Ook later is Nieuwenhuis nog een bewonderaar van ‘de notenbalkenbrij van de kiloknaller’, hield dat angstvallig binnenskamers. Bloedend hart is geestig en droefgeestig, is het in een geheel eigen idioom geschreven relaas van een semi-teloorgang, een beetje quasi-teloorgang ook, de bekentenis van het in het reine komen met je afkomst, je daar niet meer voor schamen. En waarom zou je ook. De muziek is een metafoor. De mens als samenraapsel van herinnering, verwondering, verbazing, ontroering. Nieuwenhuis is een onvervalste romanticus met een gezonde dosis rede. Hij is kritisch, maar toont ook mededogen, met zijn jonger zelf, met de wereld om het heen, van vroeger en toch ook van nu. (Zijn analyses van Facebook en van de zogenaamde nivellering tussen hoge en lage cultuur zijn haarscherp, confronterend, zoals alle ongemakkelijke waarheden. De haat, bijna zonder aanhalingstekens, die er bestaat voor kwaliteit, voor een intellectuele benadering)

Nieuwenhuis is een cultuurpessimist – en geef hem eens ongelijk – met ondanks alles een behoorlijke sterke, hoopvolle kern. Al zal, de bitterzoete komiek, je altijd voorhouden; ‘makkelijker gezegd dan geleefd’. Soms heb je eenvoudigweg kitsch nodig om je kunst duidelijk te kunnen maken. Het gaat om volledige overgave, om het tonen van je bloedend hart, om oprechtheid. Een oproep tot betovering, ook al weten we dat het gebrom van de ouderen de benzine is voor de jeugdmachine.

Guus Bauer

Erik Nieuwenhuis – Bloedend hart – een leven in vijftig Nederlandstalige hits. Uitgeverij kleine Uil, Groningen. 248 blz. € 15,00.