Vorig weekend (11, 12 en 13 mei) vond in Utrecht de tweede editie plaats van het International Literature Festival Utrecht. Vorig jaar nog in het postkantoor op het Neude en dit jaar in TivoliVredenburg. Beide immense gebouwen zijn niet te missen in het straatbeeld, maar wie TivoliVredenburg binnengaat is nog niet op het ILFU. De literatuurliefhebber moet eerst tal van roltrappen op voordat de zalen waar het festival zich plaatsvindt in zicht komen. Programmeur, en directeur van Het Literatuurhuis, Michaël Stoker verwoordde dat op de tweede avond als volgt: ‘Waar moet ik in godsnaam zijn?’

Maar wie eenmaal is gearriveerd kan een plekje opzoeken in een mooie zaal en de naastgelegen ruimtes zijn intiem en bieden soms een prachtig uitzicht over de stad. Bij de twee voorgaande edities werd het festival geopend door de schrijvende muzikanten Nick Cave en PJ Harvey die een brug naar de muziekliefhebbers sloegen en beiden tot een uitverkocht postkantoor leidden. Dit jaar openen schrijvers en hebben muzikanten (samen met schrijvers) het laatste woord.

City 2 Cities, de voorganger van ILFU had elk jaar een focus op de literaire scene van Europese steden, dit jaar wordt er aandacht besteed aan China en de Chinese literatuur, maar naast de ruimschoots aanwezige festivaluitgave Wie wij zijn is het wel zoeken naar de invulling daarvan. Eén van de Chinese programmaonderdelen op de vrijdag is een erg geslaagd interview met de schrijfsters Jean Kwok en Sun Li. Kwok emigreerde als kind naar Amerika en bekostigde haar studie aan Harvard met bijbaantjes. Het boek waar ze nu aan werkt gaat over haar verhuizing naar Nederland. Sun Li schreef De zoetzure smaak van dromen over migranten die een Chinees restaurant begonnen in Friesland. Dat boek ontstond min of meer door een redacteur die aangaf een familieverhaal interessanter te vinden dan Li’s plannen voor een kookboek. Het autobiografische gehalte blijft gedurende het gesprek aanwezig als Li en Kwok vertellen over de silent minority, wokstations, de opoffering van hun ouders en verschillende soorten bijgeloof die door de afstand tot het thuisland ook anders wordt ingevuld. Zo kan Li niet echt verklaren waarom het beter is onderweg naar huis niet een begraafplaats te passeren en blijkt Kwok daarvoor een trucje te weten waardoor het wel kan.

Een andere auteur met een migrantenachtergrond is de Georgische Nino Haratischwili. Als kind woonde ze al in Duitsland en in Hamburg volgde ze een theateropleiding. Begin dit jaar verscheen het vuistdikke Het achtste leven (voor Brilka). Voor interviewer Abdelkader Benali was dat het dikste boek dat hij ooit las, maar zo voelde het niet voor hem. Aanvankelijk begon Haratischwili met het plan om over de generatie voor haar te schrijven, maar dat was zo chaotisch en onduidelijk dat ze telkens de generatie daarvoor erbij betrok om tenslotte een familiesaga te creëren die van 1900 tot het heden loopt. De verhalen die ze van mensen hoorde, gaven inzicht in de abstracte aantallen en als voorbeeld noemt ze een 95-jarige vrouw die maîtresse was van Beria, de chef van de geheime dienst onder Stalin, en nog steeds enthousiast kon vertellen over haar minnaar. Dat ze de Georgische villa van Beria onderweg naar school passeerde en dat daar enkele jaren geleden nog een skelet in de tuin gevonden is maakt duidelijk hoe nabij dat Sovjetverleden in Georgië is.

Het andere vuistdikke boek dat op de zaterdagavond centraal stond is Max, Mischa & het Tet-offensief van de Noorse schrijver Johan Harstad. Speciaal voor ILFU wordt Harstad geïnterviewd door schrijver, presentator en fan Arjen Lubach. Hoe fanatiek Harstad werkte aan het verhaal blijkt als hij vertelt de kunstwerken van hoofdpersoon Mischa ook te hebben gemaakt en zelfs de catalogi en expositieposters heeft ontworpen. Door het volume is een vergelijking met Knausgård natuurlijk snel gemaakt, maar omdat Harstad geen trek had in een autobiografie noemt hij zichzelf slechts een keer in het boek: ‘Eigenlijk moet ik ook Johan noemen die niet meer met ons meespeelt.’

De roman van de Ierse Mary Costello beslaat minder bladzijden, maar wel vele decennia. De debutante schreef een boek waarin de hoofdpersoon Tess Logan na een jeugd in Ierland naar New York verkast. Evenals bij Graham Swift (lees hier het gesprek dat Guus Bauer met hem had) heeft interviewer Hans Bouman een bijzonder prettig gesprek met de auteur over de betekenis van immigratie voor Ierland, een speelweide waar slachtoffers van de hongersnood zijn begraven en de invloed van Coetzee op Costello. Vanzelfsprekend was ze in de wolken toen Coetzee (stomtoevallig, natuurlijk) de roman Elizabeth Costello publiceerde.

Tussen al die grote namen is er ook plek voor jong talent dat middels schrijfwedstrijden en de uitreiking van stipendia bij het festival wordt betrokken. Op de vrijdagavond gaven de redacteuren Jasper Henderson (Lebowski) en Jelte Nieuwenhuis (Atlas Contact) uitleg over het juryproces voor de CJP en de ILFU schrijfwedstrijd. En passant bespraken ze gelijk de rol van de redacteur: die is als een verloskundige en als mee puffen niet afdoende is biedt een beetje wrikken uitkomst. Dat beeld maakt nieuwsgierig naar de begeleiding die de winnaars van de C.C.S. Crone stipendia krijgen. Een deel van de winnaars is al op dreef. Zo had Gerda Blees haar uitgever al voorgesteld om gelijktijdig met een verhalen- en een dichtbundel te debuteren, maar dat ging niet door. Met het stipendium werkt ze nu verder aan haar dichtbundel. Winnaar Tom Hofland vertrekt naar een subtropisch land en heeft de jury belooft elke dag een pagina uit het manuscript te mailen vanuit z’n hangmat. Patrick Pauw, die al eens een jaar met salafisten optrok zal het voor zijn nieuwe boek dichter bij huis zoeken.

Wie na de lange avonden met een tas vol boeken de roltrap afging kwam een verdieping lager terecht bij een Biergarten en vraagt zich bij het zoeken naar de volgende trap weer af waar hij in godsnaam moet zijn. Het op het festival gepresenteerde Bidbook waarmee Utrecht zich kandidaat stelde voor de titel UNESCO City of Literature maakt in elk geval duidelijk dat we ook de komende jaren voor het ILFU in TivoliVredenburg moeten zijn.

Maarten Praamstra