Deze fantastische en bedwelmende symfonie der verscheidenheid

Aangezien ik al verscheidende stukken over de reportages van Joseph Roth had geschreven – en in december nog een brandbrief aan hem – leek het me aardig om iemand anders eens te vragen zich te buigen over In het land van de eeuwige zomer, een nieuw deel in de mooie reeks reportagebundels van vertaalster Els Snick en Uitgeverij Bas Lubberhuizen. Dat was immers ook een van de uitgangspunten van Underground: het democratische principe te laten gelden dat iedereen zijn stem kon laten horen, ingegeven door een praktische noodzaak: er verschijnen te veel mooie boeken om het alleen te doen. Het ideaal was een collectief van boekenliefhebbers, een symfonie der verscheidenheid als het ware, ik kom er zo op terug. Zoals voor alle idealen geldt: de realiteit is weerbarstig. Weliswaar had mijn redacteur, Rieuwert, over Brendan Behan geschreven, maar mijn vader achtte de tijd helaas nog niet rijp voor Underground en ik moest dus zelf iets over Theodor Fontane schrijven, wat ik natuurlijk met liefde deed. Er waren meer tegenslagen. Door omstandigheden kon Menno Wigman niets bijdragen over een bundel Poolse poëzie en Doeke Sijens reageert tot op heden niet op mijn mail met het verzoek om een nieuwe vertaling van Burgess te lezen. Sijens was een van de inspiratoren van Underground. In oktober 2016, na de vier mijl van Groningen, dat ik als een afscheid van Tzum had beschouwd, opperde hij dat ik toch een hobby moest hebben naast mijn baan als docent. Kennelijk had hij iets beters te doen. Ach, dat was eigenlijk ook een ander principe van Underground: dat als niemand het doet je het zelf moet doen. En dat hier geen haast is. Zo wacht ik nog geduldig op stukken van deze en gene. Voor de nieuwe Roth had ik een goede vriendin gevraagd, van wie ik dacht ze Roth wel kon waarderen, maar dat ging helaas ook niet door.

Katja de Bruin begon haar stukje in de VPRO Gids met een van de fraaiste zinnen uit het boek: ‘Ik heb altijd in mistige landen rondgereisd.’ Het komt uit ‘De witte steden’, een verzameling stukken over de reizen naar Zuid-Franse steden, waar de bundel mee opent. Een dichterlijke zin met een mooi beeld: je ziet een man met koffers door mistige steden trekken, zwaarmoedig gestemd, en dan werpt hij als hij in het zonnige zuiden komt die melancholie van hem af als een regenjas, om nooit meer terug te willen keren naar waar hij vandaan kwam. Na 1933 zou Roth ook nooit meer teruggaan naar Duitsland, het land waar zoals bekend een langdurige zonsverduistering plaatsvond. De Bruin schrijft dat ze eindeloos zou willen citeren uit de reportages. Toegegeven, er zitten soms passages bij waar mijn aandacht verslapte, maar ook mijn exemplaar staat vol met strepen en ik vermoed het exemplaar van Joris van Casteren, die afgelopen zaterdag in de Volkskrant sprak over een ‘superieure bundel’, eveneens.

Roth is zoals bekend niet alleen dichterlijk maar ook een scherpe observator én denker. Zo schrijft hij in ‘De witte steden’ dat ‘“de betrouwbare waarnemer” de slechtst denkbare verslaggever is,’ die alles met ‘open maar starre ogen’ bekijkt, terwijl hij zou moeten luisteren naar zijn ‘innerlijke stem’ – in zijn voorwoord omschreef Bart van Loo hem als een ziener. Eerder raadde ik al aan om een bundel van Roth op een verplichte leeslijst van de School voor Journalistiek te zetten. Deze bundel kan er ook bij. Roth maakt duidelijk dat zijn denkvermogen werd opgewekt door de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog: ‘In één minuut wisten we meer van de waarheid dan alle waarheidszoekers ter wereld. Wij zijn de opgestane doden. Met de kennis van de andere wereld op zak keren wij terug naar de onwetende bewoners op aarde.’ Al het denken heeft misschien een tragische oorsprong. Ach, ik kan hier wel het hele boek doorlopen, maar daar is Underground niet voor, koop de bundel en dompel je onder in deze reportages. Vanwege de beschrijvingen van de ‘witte steden’ – het is zomer, we kunnen wellicht genieten van onbekommerdheid – maar toch ook vanwege de huidige, minder onbekommerde politieke omstandigheden.

Ja, het vertalen van deze reeks bundels door Snick kan inmiddels bijna als een activistische daad worden beschouwd. Zo schrijft Roth: ‘Het is typisch voor een benauwde samenleving dat ze het ondefinieerbare verdacht vindt. Het is typisch voor een open samenleving dat ze me laat zijn wie ik ben. Die samenleving heeft mij nog niet van een etiket voorzien.’ Etiketten, we weten er alles van. En verderop in de bundel, in de reeks reportages waaraan deze uitgave zijn titel ontleende, ‘In het land van de eeuwige zomer’, gepubliceerd in 1925 in Das Illustrierte Blatt, lezen we over die heerlijke stad daar in het zuiden, Marseille, door Roth ‘De grote poort naar het oosten’ genoemd: ‘Nergens in Europa bestaan zo veel rassen naast elkaar. Nergens is er zo’n samenklank van alle talen van de wereld, nergens deze fantastische en bedwelmende symfonie der verscheidenheid.’ Een zin beschenen door gouden zonlicht, een glinstering in een dansende, azuren zee, verklankt onder een diepblauwe hemel. Een koninkrijk, verscheidenheid, maar helaas nog altijd niet van deze wereld, althans veelal niet geaccepteerd – integendeel, in deze mistige landen regeert maar al te vaak de enggeestigheid. Wel kunnen we in de symfonie der verscheidenheid blijven geloven.

Johannes van der Sluis

Joseph Roth – In het land van de eeuwige zomer. Reportages uit Frankrijk. Vertaald uit het Duits door Els Snick, met een voorwoord van Bart van Loo. Bas Lubberhuizen, Amsterdam. 240 blz. € 19,99.

(Afbeelding: Wikimedia commons)