Stadsbouwmeester (van de liefde)

Atelier stadsbouwmeester
Harm Buiterplein 1
9723 ZR Groningen

Betreft: open sollicitatie stadsbouwmeester (van de liefde)

Beste Jeroen,

Bedankt voor je architectuur manifest. Ik hoorde dat er geen enkele architect op gereageerd heeft. Dat is spijtig. Je verdient op zijn minst een antwoord, anders komt het gesprek over de stad nooit op gang. Aan de andere kant beschuldig jij de architecten een gebrek aan liefde voor de stad te hebben en dat klinkt als het begin van een echtelijke ruzie. Misschien schrokken ze daar wel van terug.

Ik ben geen architect, maar ik ben toch bereid je te antwoorden. Eerst maar wat over de vorm; een manifest, hoor je die niet met veel kabaal op een kerkdeur te spijkeren? Een manifest hoopt op volgelingen, maar die van jou is zo geruisloos verschenen dat hij gemakkelijk genegeerd kon worden. Aan de andere kant biedt je verhaal ook maar weinig houvast voor concrete actie. Soms voelt het als een gebed dat je in stilte voor je uit moet prevelen. Woorden die je eerder bij de vrijmetselaars zou verwachten dan bij de moderne bouwgemeenschap. Ter illustratie een citaat: ‘De geschiedenis van de stad is in duizenden jaren gegroeid, steeds met minimale wijzigingen en onmerkbare verschillen; de architectuurgeschiedenis ontvouwt zich als een onzichtbaar vernieuwende continuïteit.’

Hier spreekt een diep verlangen uit naar de ambachtelijkheid van het gildewezen, waarin de vakbroeders volgens strakke regels van het gilde dienen te werken en waar alleen mondjesmaat innoverende ideeën worden toegelaten. De onwilligen onder de knoet van gildemeester Jeroen de Willigen. Mag ik je erop wijzen dat er van dat Middeleeuws Groningen geen steen meer op de andere staat? Weggevaagd door de bulldozer van de tijd (op enkele gebouwen na dan).

De onzichtbare continuïteit bestaat volgens mij niet. Duizend jaar geleden hadden mensen nog helemaal geen tweede auto, sterker nog; ze hadden er geen een. Ook het modernisme dat ontstond aan het einde van de negentiende eeuw als reactie op de smerige negentiende eeuwse metropool en zo in de jaren zestig haar hoogte punt had, zou ik geen continuïteit willen noemen. De schaal waarop dingen tegen het einde van de negentiende eeuw begonnen te veranderen, kunnen we wel degelijk als een breuk met het verleden beschouwen. En misschien was het inderdaad niet zozeer de architect die voor vernieuwing zorgde maar juist de techneut. De ingenieur en loodgieter zorgden voor de ware revolutie van het moderne wonen. Denk aan de gietijzeren boogconstructies die aanvankelijk alleen aan de ‘achterkant’ van de stad werden toegepast, in fabrieken en stations. Ook het veelvuldige gebruik van beton en glas was iets dat aanvankelijk alleen geschikt leek voor industriële toepassingen. De modernisten namen dit over en begonnen het in de stad zelf toe te passen. Ook het aanleggen van de riolering leverde een radicale verbetering op voor de leefomstandigheden. En het is nuttiger op dat soort zaken te wijzen en het belang daarvan voor de stad te onderstrepen dan te verwijzen naar al dan niet bestaande vorm van continuïteit. Wat is belangrijker voor de continuïteit van het stedelijke weefsel, de architectuur of het verkeerscirculatieplan? Goed, het een kan niet zonder het ander. Maar ik denk dat de wijze waarop semi-openbare ruimte, openbare ruimte en privaatdomein in elkaar overvloeien en hoe het verkeer zich daartussen beweegt, belangrijker voor de leefbaarheid van het stedelijke weefsel is dan de individuele gebouwen (hoewel die natuurlijk gewoon aan de wettelijke normen moeten voldoen).

Er staan heus wel wat dingen in je manifest waar ik het mee eens ben. De bouwwereld en de wereld van architecten is teveel uit elkaar gegroeid. Een gebouw is geen gezamenlijk project meer dat vanuit een ‘bouwgemeenschap’ wordt gerealiseerd waarbij de architect een vakbroeder is van de metselaar. De metselaar en architect ontmoeten elkaar niet meer, dat klopt. De architect wordt door de projectontwikkelaar gebeld als alles eigenlijk al bedacht is en dan mag hij nog even een geveltje komen tekenen. Dat zou absoluut anders moeten, maar denk je dat de architect daar wat aan kan doen? Is er niet iets serieus mis met de hele verhouding markt, politiek en bouwwereld? Het lijkt me een hopeloos ingewikkelde toestand waar verantwoordelijkheid een fluïde begrip geworden is.

De hele oproep aan architecten tot meer liefde voor de stad zou nog te verkroppen zijn geweest als je een uitnodigend gebaar had gemaakt. Waarom heb je jouw vakbroeders niet uitgenodigd om samen de liefde (voor de stad) te bedrijven. Als je het over de liefde hebt, toon dan ook ballen. Nodig ze uit op de eerste verdieping van het lege V&D gebouw met zicht op de Grote Markt en deel condooms uit. Toon compassie ook met de slechte architecten. Zij mogen ook best meedoen, mits ze zich aan het stedenbouwkundige masterplan houden. Het masterplan van de liefde zoals jij dat voor je ziet. Daar mag best een zweep aan te pas komen, Jeroen, maar wees voorzichtig, want het kost jarenlange ervaring om met een zweep de liefde te bedrijven. Voordat je het weet mep je iemand naar de eerste hulp. Maar als het goed gaat en de orgie is flink op stoom dan zie je ineens boven die kronkelende lichamen van elkaar liefkozende architecten het beeld van de stad oprijzen, de stad van de liefde.

Misschien is het goed dat we overgaan tot een taakverdeling. Jij houdt je bezig met de stad en ik schrijf voortaan de manifesten. Of laten we daar maar helemaal mee ophouden, ik organiseer het jaarlijkse bal ‘stad van de liefde’ waarbij het feest van de architectuur gevierd wordt. Dit laten we dan volledig betalen door de BAM, Plegt Vos en Rottinghuis. Die bouwgiganten hebben genoeg aan de stad verdiend en daar maar best eens wat tegenover staan.

Jij heet voortaan stadsstedenbouwer en je houdt je op de achtergrond bezig met de dingen waar je ongetwijfeld goed in bent en ik ben dan voortaan de bouwmeester van de liefde. Ik verzorg de ‘group hugs’ en andere vormen van communicatie tussen de stadsstedenbouwer en de architecten.

Vriendelijke groeten, Bram

Ps: Ik vroeg me nog af, het Groninger museum, dat lijkt me typisch een gebouw dat niet past in jouw definitie van historische continuïteit. Maar hoewel de architectuur afwijkt van de rest van het stedelijke weefsel, versterkt ze die toch ook. Het museum trekt vele duizenden bezoekers per jaar naar de stad en terwijl voorheen de zwaaikom een blokkade was, je moest er linksom of rechtsom, is de museumbrug nu een belangrijke verbinding tussen station en de rest van de stad.

(Afbeelding: Pexels)