Zul je altijd zien als je heidenen en calvinisten een zin laat bekronen waarin iets katholiekigs beschreven wordt. Afgelopen week werd bekend dat Jeroen Olyslaegers de Tzum-prijs had gewonnen met de zin:

Mijn ouders zijn nooit pilaarbijters geweest, vooral mijn vader had enkel minachting voor al die lijkbidders in een kerk die devoot met hun handen boven de lakens sliepen en die de soutanedrager achter het altaar beschouwden als hun genadeloze gids in de zoölogie van de lusten.

In de krant De Gentenaar werd opgemerkt dat de zin een kerkhistorische fout bevat: ‘in de periode die Jeroen Olyslaegers beschrijft stond een soutanedrager niet áchter het altaar in de kerk, maar ervóór.’ De Gentenaar vraagt ook commentaar van de schrijver die de fout ruiterlijk erkent:

Ik heb inderdaad een situatie van né het Tweede Concilie beschreven. Ik heb het er al over gehad met mijn uitgever, maar we gaan de zin niet aanpassen.

Naar aanleiding van een artikel in Trouw door Joost van Velzen over de Tzum-prijs schreef Saskia van Lier nog een interessante ingezonden brief over het woord ‘pilaarbijters’: