Leugens zijn persoonlijker dan de waarheid

Dat Martin Michael Driessen (1954) schrijfkracht heeft en intieme werelden weet op te roepen zonder het universele uit het oog te verliezen, weten we al lang, en zeker sinds de trilogie Rivieren, die met de ECI-literatuurprijs werd beloond. Ook in de roman De pelikaan laat Driessen wereldgebeurtenissen de verhoudingen tussen mensen kantelen. Ditmaal op een uiterst aanstekelijke wijze. Het is een tragikomedie die zich afspeelt in het Kroatische deel van het Joegoslavië van na Tito.

Nationalistische gevoelens worden (soms hardhandig) wakker geschud. Het lijkt nog maar een kwestie van tijd voordat de heilstaat uiteenvalt en de Balkan traditiegetrouw het toneel wordt van een verwoestende broederstrijd. Driessen schetst een doorleefd beeld van een cultuur die het verborgene vereist. De mens met meerdere maskers. Voor een westerling absurdistisch, kolderiek zelfs, maar voor de bewoners van landen achter het IJzeren Gordijn indertijd de dagelijkse harde werkelijkheid. Een cultuur die een zekere gewiekste argeloosheid vergt, in de traditie van de brave soldaat Švejk. Driessen weet deze fijnzinnige weltschmerz natuurgetrouw neer te zetten.

Het uitgangspunt van de roman is ogenschijnlijk simpel. De postbode Andrej, een reus van een kerel, ‘het contact met de buitenwereld’, mislukt als keeper, nu veelal met bijna lege tassen onderweg – als een voorbode van het isolement van Kroatië – heeft voor een kalender natuurfoto’s gemaakt van de omgeving van het kuststadje. Wanneer hij in de bergen onderweg is, ziet hij Josip, de chef van de kabelspoorbaan, in de weer met een struise vrouw, iemand die beslist niet lijkt op de feeks waarmee de oorlogsveteraan getrouwd is.

Andrej besluit om Josip te gaan chanteren. Eigenlijk niet eens voor het geld, meer uit balorigheid, om zijn leven nog enigszins richting te geven. Wellicht ook uit jaloezie, want zelf heeft hij nog nooit een vrouwenlichaam van nabij gevoeld. Hij behelpt zich met foto’s uit de tijdschriften die hij bij Josip in de kiosk in het dalstation koopt.

De verwikkelingen rond de geldafdracht, rond de verdenkingen die Josip koestert aangaande de verschillende daders zijn uiterst vermakelijk. Maar het geheel neemt een wending – een geniale vondst – wanneer na een verkeersongeval van Andrej, Josip bij Andrej thuis geopende brieven vindt, brieven aan het hotel, afkomstig vanuit het buitenland, waarin duidelijk geld heeft gezeten. Josip besluit op zijn beurt Andrej te gaan afpersen. Er ontstaat op die manier een soort gesloten boekhouding.

De twee verhalen schuren tegen elkaar en vormen zo samen een nieuw totaalbeeld. De jonge Andrej en de thuis veel geplaagde oorlogsveteraan raken bevriend, zoeken heil bij elkaar, staan zo nu en dan op het punt om elkaar te bekennen dat ze iemand chanteren. Maar het noodlot is onpartijdig. Had maarschalk Tito voor de goede zaak zelfs niet zijn oude kameraden en vrienden opgeofferd? Het idee, het gelijkheidsbeginsel, achter de communistische- c.q. socialistische heilstaat is lovenswaardig, maar het systeem wordt uitgevoerd door mensen. De mens die feilbaar is en zich bovendien graag onderscheidt.

Andrej en Josip zijn beiden niet gewetenloos, verre van. Maar zij worden door de leefomstandigheden, door de verlokkingen ook, tot pragmatische acties gedwongen. Gebogen over de geconfisqueerde enveloppen voelt Andrej iets van macht. Hij gaat naar de hondenrennen en verspeelt daar de eerste betaling van Josip. Hij beschouwt het als leergeld, redt evengoed wel een windhondje dat afgedaan heeft, neemt de zorg op zich van een hulpeloos wezen. Josip blijft bij zijn steeds onhandelbaardere vrouw en zorgt voor zijn gehandicapte dochter.

Allereerst is Josip bang dat zijn vrouw het overspel te weten komt, maar hij vreest ook voor zijn baan als chef van de kabelspoorbaan. Dat is zijn leven, dagelijks de berg op en af. Meestal met een lege wagon. Er komen nog maar zelden toeristen. Maar het is traditie, een vaste waarde in de kustplaats. Bovendien staat boven op de berg het monument van de veteranen van de republiek. Het spoor werkt als communicerende vaten. Wanneer de ene wagon afdaalt, trekt deze de ander omhoog. Daartoe, bij gebrek aan passagiers, moet Josip, na een barre voettocht naar boven, steeds het waterreservoir vullen.

Het vervoer geschiedt over een enkel spoor, middenin is er een traverse waarbij de wagons elkaar even kruizen. (Denk aan het enkelspoor in de Leidsestraat in Amsterdam, waarbij op de bruggen op de grachten, wordt gekruist.) Het spoor is een handige metafoor voor het leven. Josip en Andrej komen even samen om nadien weer elk huns weegs te gaan. Net zo goed als de struise Jana uit Zagreb maar af en toe een ontmoeting met Josip toestaat.

Driessen weeft bekwaam de Kroatische perikelen in de Tweede Wereldoorlog in de tekst. Een bejaarde Duitser komt als toerist terug in het stadje waar hij ooit gelegerd was als eerste luitenant. Met weinig gevoel voor de delicate situatie, denkt hij hardop terug aan die mooie tijd, de tijd dat de Stuka’s ‘reddend’ over kwamen vliegen en het stadje kwamen bombarderen. Josip sleept er een mooi bedragje uit aan Wiedergutmachngsgeld door te beweren dat een bom het huisje van zijn moeder heeft getroffen en dat ze levend is verbrand. De chantage heeft hem gewiekster gemaakt. Hij komt als het ware ook tot leven, koopt van het restgeld van de Duitser spulletjes voor Jana, voor zijn kind en ook voor zijn ziekelijk jaloerse vrouw, die elk contact met de realiteit verloren lijkt te zijn.

De fotohandelaar Schmitz is nog steeds een rabiate antisemiet. Hij is lid geweest van de fascistische Ustašabeweging, die leiding gaf aan Kroatië als satellietstaat van nazi-Duitsland, en die middels concentratiekampen en gedwongen bekeringen (lees: vermoorden) het landsdeel wilden zuiveren van Serviërs. Hij is na een verhaal over zijn idee hoe de kapelspoorweg tijdens de bezetting beter had kunnen fungeren, niet meer welkom bij de kroegronde, alwaar de wereldpolitiek wordt besproken. Als het aan hem had gelegen, hadden de joden voor de ballast gezorgd. We hadden ze steeds maar weer die berg op moeten jagen. Zodoende had er behoorlijk wat water bespaard kunnen worden.

De wederzijdse afhankelijkheid van Andrej en Josip verwordt langzamerhand tot een ritueel. De eigenlijke reden van de chantage verdwijnt naar de achtergrond. Een handeling te vergelijken met het betalen van een maandelijkse huur. Elk op zich, niet op de hoogte van de identiteit van hun afperser, vatten steeds meer sympathie op voor hun slachtoffer. Het is niet persoonlijk. Heel geleidelijk sluipt ook de Balkanoorlog in de tekst. En juist dat terloopse doet je beseffen hoe langzaam maar onverbiddelijk de chaos het dagelijkse leven overneemt. Wanneer Josip uit zijn functie wordt gezet – voornamelijk omdat hij in het conflict menselijkheid toont ten opzichte van een Servische groenteman – leent Andrej hem zelfs geld. Het fijn absurdistische van de werkelijkheid.

Al in het begin van de roman vraag je je af waarom ze het geld niet merken, of op z’n minst de serienummers noteren. Willen ze eigenlijk aan de status quo niets veranderen? Wanneer uiteindelijk Josip het nummer van een biljet van duizend dinar opschrijft en dit bij fotohandelaar Schmitz achterhaalt, leidt dit tot een bizarre samenloop van omstandigheden. Schmitz krijgt erdoor een vermoeden dat amateurfotograaf Andrej iets op zijn kerfstok heeft. Hij wil graag dat Andrej ‘als tegenprestatie’ vaak bij hem op bezoek komt. Morele chantage. Net zoals Jana die bij Josip praktiseert. In feite laat Driessen zien dat mensen van nature willen chanteren en chantabel zijn.

Hoe deze tragikomedie afloopt laten we in het midden, maar de Balkanoorlog speelt een rol. Denk aan de andere betekenis van traverse: loodrecht op de vuurlinie. In dat soort tijden van chaos, worden de beslommeringen van kleine luiden, van personen op zich, nietig verklaard. ‘De oorlog deed je vergeten dat er ook andere redenen waren om te vertwijfelen.’ Driessen last aan het verhaal nog een opmerkelijke epiloog, passend in de traditie van de grote ‘Oost-Europese roman’. En wat heeft dit alles met pelikanen van doen? Lees, daarvoor deze zeer geslaagde parabel. Want de parabel, ‘het sprookje’, is de meest krachtige vorm van literatuur.

Guus Bauer

Martin Michael Driessen – De pelikaan. Van Oorschot, Amsterdam. 200 blz. € 17,99.

Lees ook de recensie van Coen Peppelenbos.