Heimwee naar vroeger

In tweeëndertig korte hoofdstukken schetst Wim Daniëls in De lagere school een prachtig beeld van vervlogen tijden. Hij doet dit deels aan de hand van anekdotes van Facebook-vrienden: Daniëls deed op dat medium meerdere oproepen om persoonlijke herinneringen aan de lagere school te delen. Ook door de vele foto’s die het boek rijk is, word je tijdens het lezen voortdurend teruggekatapulteerd naar je eigen schooltijd.

Per hoofdstuk diept Daniëls een onderwerp uit. De hoofdstukken hebben titels als ‘Het rapport’, ‘Schoolmelk’, ‘Schoolsparen’ en ‘Zangonderwijs’. De volgorde van zaken die aangestipt worden lijkt willekeurig en zo heel af toe is er sprake van enige overlap. Wel vliegt de auteur het boek met een persoonlijke herinnering aan, zijn eerste kennismaking met de lagere school, of liever zijn late kennismaking met de lagere school. In het eerste hoofdstuk ‘Te laat jarig’ legt Wim Daniëls nog eens uit wat dat ook alweer precies was, te laat jarig zijn:

Mijn verjaardag valt op 11 oktober. Dat was vroeger elf dagen te laat om als zesjarige naar de lagere school te kunnen. Ik moest dus wachten tot het volgende schooljaar. Alleen de kinderen die al vóór 1 oktober zes jaar geworden waren, mochten naar de lagere school. Kinderen zoals ik werden soms ook wel ‘herfstkinderen’ genoemd, wat niet al te vrolijk klonk.

Daniëls vermengt in De lagere school steeds zijn eigen ervaringen, met korte beschrijvingen van hoe en wat met de ervaringen van mensen uit het hele land. Aan de ene kant levert dat een breed beeld op van de lagere school. Door het lezen van dit boek komen er bij de lezer allemaal herinneringen naar boven. Tijdens het lezen denk je bij bijna ieder hoofdstuk terug aan je eigen schooltijd. Ook gebeurtenissen die je allang vergeten was, komen weer boven. Ik heb zelden vaker ‘oh ja, dat was ook zo’ gedacht tijdens het lezen.

Aan de andere kant lijken sommige keuzes en uitwerkingen van Daniëls arbitrair. Zo geeft hij op het ene moment wel commentaar en op een ander moment weer niet. In het hoofdstuk ‘Gemengd of apart’ is bijvoorbeeld de verbazing van de schrijver opeens goed te zien.

De Congregatie der Religie van Vaticaanstad verklaarde verder dat wanneer gescheiden lesgeven niet mogelijk was (dus wanneer die uiterste noodzaak er daadwerkelijk was), meisjes en jongens in elk geval niet samen gymnastiekles en biologieles mochten krijgen. En in het klaslokaal moesten ze bij alle lessen gescheiden van elkaar zitten en afzonderlijke deuren gebruiken om het lokaal in en uit te gaan. Je houdt het niet voor mogelijk.

Ook dwaalt Daniëls soms wat ver van het eigenlijke onderwerp af, bijvoorbeeld als het opeens gaat over de jeugdsociëteiten die kapelaans op hebben gericht. Een paar alinea’s verder zou iets meer wetenschappelijk onderbouwing van de beweringen het boek meer diepgang gegeven hebben. ‘Meisjes zijn beter in taal en kunnen daardoor in elk geval beter bij elkaar zitten, zodat ze de jongens niet al te zeer ontmoedigen.’ Het is niet duidelijk wiens mening dit nu precies is.

Maar na afloop blijf je als lezer, ondanks de nodige kanttekeningen en een aantal niet beantwoorde vragen toch vooral op de bank zitten met weemoedige gevoelens. Daniëls weet de sfeer van vroeger in De lagere school zeer goed te treffen, juist ook vanwege de persoonlijke noot.

Cilla Geurtsen

Wim Daniëls – De lagere school. Prometheus, Amsterdam. 224 blz. € 19,95.

(foto: Lagere School te Putten. 1948. Fotocollectie Anefo / CC0 1.0)