Schuim der aarde: een boek zonder hoop

‘Mijn voeten zitten vast in een veld van distels – ze prikken in mijn enkels, ik kom niet vooruit. In een reflex mep ik naar beneden. Ik open mijn ogen en zie de staart van een mierencolonne wegsnellen. Eén dode mier kleeft aan mijn palm. Voorzichtig maak ik me vrij uit de ledematen van de andere kinderen. Zodra ik me heb losgemaakt, hergroeperen de lijven zich om de ruimte te vullen.’ Aan het woord is Anjo, een jongetje dat op de Sertão woont: een enclave midden in een woestijnachtig gebied in Brazilië waar een tweetal klootzakken eerste klas een groepje jonge kinderen voor hun eigen gerief en dat van anderen gevangen houdt. In de verzengende hitte weten de kinderen met moeite te overleven: amper eten, amper schaduw, amper liefde.

Naast het verhaal van Anjo volg je nog twee personages op de voet in Schuim der aarde, de debuutroman van Roxane van Iperen. Ten eerste is daar de jonge prostituee Lucy: ze wordt zwanger als ze veertien is en ze staat het kind af om verder te kunnen gaan met haar leven in de sloppenwijk waar ze woont. Ondanks de armoede en de erbarmelijke omstandigheden probeert Lucy er in eerste instantie toch wat van te maken. Daarnaast volg je Elizabet, een jonge vrouw die getrouwd is met de hoofdcommissaris van de politie. Ze is ongewild kinderloos en dat terwijl haar aangetrouwde familie steeds vraagt waar de kinderen blijven. Zij leeft een bovengemiddeld luxe leven in de grote stad: ze woont in een mooi huis, heeft een baan en de huishouding wordt gedaan door een huishoudster. En uiteindelijk krijgt ze ook een zoon, maar niet op de normale manier.

Met grote tijdssprongen en voortdurende versnellingen en vertragingen maak je enige jaren uit de levens van deze drie personages mee. Wat opvalt is dat de taal van het jongetje Anjo, hij is in het begin van het boek ongeveer tien jaar, erg ingewikkeld is voor een jong kind dat aan het uiterste randje van de samenleving opgroeit. Zijn analyses zijn regelmatig zo helder dat die een volwassen personage niet zouden misstaan. Qua taalgebruik valt van Iperen regelmatig in herhaling. Ze gebruikt dan meerdere keren dezelfde formulering. Zo staat er op bladzijde 318 bijvoorbeeld: ‘Ze heeft zich simpel gekleed, maar alles aan haar ademt de bovenwereld.’ Op bladzijde 332 gaat Elizabet op bezoek in de sloppenwijk: ‘Haar glanzende haren, haar motoriek, de pasvorm van haar broek: alles aan de vrouw straalt de bovenwereld uit.’

De misstanden die door Van Iperen aan de kaak worden gesteld zijn natuurlijk niet mis: het boek stroomt over van het misbruik, zowel geestelijk als seksueel, het buitensporige geweld en de niet uit te roeien corruptie. Heel even is er hoop dat iemand die voor een dubbeltje geboren is, toch een kwartje kan worden, maar uiteindelijk komen alleen de mensen die toch al alles mee hebben in het leven er redelijk vanaf. De man van Elizabet weet dat ook: ‘Luister, jongen,’ vervolgt die op serieuze toon, ‘beschaving is niet aangeboren. Het is geen extra wervel van je ruggengraat die ervoor zorgt dat jij rechtop blijft staan waar een ander buigt. Beschaving is niet meer dan de juiste omstandigheden.’ In die zin is Schuim der aarde een inktzwart boek zonder hoop. Door Van Iperens expliciteit word je voortdurend geconfronteerd met de zwartste kanten van het menselijk ras.

Schuim der aarde is derhalve een boek met weinig ruimte voor interpretatie van de kant van de lezer. Van Iperen zorgt ervoor dat je de boodschap van haar boek niet kunt missen. Een van de weinige verrassingen is dat de drie verhaallijnen uiteindelijk op een iets andere manier aan elkaar geknoopt zijn dan je misschien in eerste instantie zou verwachten.

Cilla Geurtsen

Roxane van Iperen – Schuim der aarde. Lebowski, Amsterdam. 368 blz. € 19,99.