Een grimmig sprookje van deze tijd

‘Het leven had zich aan dat kereltje al op z’n lelijkst vertoond, en alles wat rammelde aan zijn kindertijd zou onherstelbaar blijven rammelen.’ 

Ja, het heeft Jimmy Vos niet meegezeten, de eerste tien jaar van zijn leven. Zijn vader een dronkelap die zijn moeder mishandelt en misbruikt en op het laatst in zijn alcoholische coma zijn bed onderkakt en -piest – tot overmaat van ramp lijkt de jongen sprekend op zijn verwekker. ‘[…] Jimmy was geboren uit enkel en alleen zijn vader en een calqueerpapier,’ zoals Dimitri Verhulst het formuleert in De laatste liefde van mijn moeder, zijn nieuwe roman. ‘En daar had Martine uiteraard nog het meeste last van.’

Martine: dat is die moeder. Haar laatste liefde is de enkele jaren jongere Wannes Impens die haar en Jimmy (‘het kind dat ze samen met een paar kookpotten, een stofzuiger, een sofa en het eerder genoemde televisietoestel had overgehouden aan haar eerste huwelijk’) een week meeneemt naar het Zwarte Woud met een touringcar van Van Boterdael. 

Aan het begin van dat uitje dringt Wannes er bij Jimmy op aan hem voortaan niet meer met zijn voornaam aan te spreken. ‘’Met wie zijn voornaam dan wel?’’ brutaalt de elfjarige, en als hem te verstaan wordt gegeven dat hij moet kiezen uit ‘vader’, ‘pa’ of ‘papa’, ‘wat het makkelijkste bekt’, besluit hij om nooit meer het woord tot Wannes te richten. 

In lichtvoetige, ironische taal beschrijft Dimitri Verhulst het bijna idyllische uitstapje dat zich voltrekt ergens in de jaren tachtig. Zodra buschauffeur Rudy het gaspedaal intrapt, zitten we middenin een roadmovie. De bus is gevuld met mensen die het evenmin als dit pseudo-gezinnetje erg breed hebben. De sfeer zit er goed in.

Jimmy Vos weet zich met succes aan de uitbundigheid van de volwassenen te onttrekken. Dat hij tegen Wannes zou zwijgen, houd hij niet lang vol. Zo nu en dan verschaft Verhulst aanwijzingen dat er inderdaad van alles rammelt aan het leven van de jongen. Zo ontwikkelde hij een dwangmatige kleptomanie die af en toe opspeelt, maar hij is slim en ambitieus. Als hij zegt dat hij filosoof wil worden, wordt hij uitgelachen. Hij voelt haarfijn aan dat hij zijn moeder kwijtraakt aan Wannes, de man voor wie hij nog meer minachting voelt dan voor zijn vader.

Dramatisch hoogtepunt in de roman is de adembenemende scène waarin Jimmy van een bergpad over de rand is gegleden en zich met moeite staande houdt op een smalle richel. ‘Beneden lag een dorp, niet het lelijkste, en hij voelde er zich naartoe getrokken worden.’ Het is bijna schmieren wat Verhulst hier doet. Zou Jimmy de twaalf wel halen? Als hij na een eeuwigheid omhoogkijkt, staat daar Wannes. Als die eindelijk van haat en weerzin vervuld een hand uitsteekt, weigert Jimmy die te pakken. Hij klimt op eigen kracht naar boven: ‘Ambitieus zijn toekomst in.’

Het zou een krachtig slotakkoord zijn geweest van deze roman over een benepen en bedompt kleinburgerlijk milieu in een Vlaamse provinciestad in een onbeduidend tijdsgewricht. Maar Verhulst voegt er nog een coda aan toe die zich afspeelt als Jimmy hoogbejaard is. Hij blijkt, kort na het reisje naar het Zwarte Woud, door zijn moeder en haar minnaar het huis te zijn uitgezet om plaats te maken voor zijn halfbroer.

Dit haast terloops vertelde slot maakt het verhaal extra schrijnend. Het staat in scherp contrast met de luchtige toon die de schrijver hanteert en die tot ver in het boek de mogelijkheid openhoudt dat alles nog goed zal komen. Niet dus. Hoewel Jimmy Vos wel filosoof werd en er een bibliotheek en een wijnkelder op nahoudt. 

Achter zijn grappen en grollen verstopt Dimitri Verhulst op bewonderenswaardige manier een grimmig sprookje van deze tijd.

Frank van Dijl

Dimitri Verhulst – De laatste liefde van mijn moeder. Contact.

Deze recensie stond eerder in HP/De Tijd, 9 oktober 2010.