Een roman en een gevel vormden het uitgangspunt voor het tegenwoordige Buddenbrookhuis in de Mengstraße te Lübeck. Dit jaar viert het zijn vijfentwintigjarig bestaan. Dat dat allesbehalve kwijnend is geweest mag blijken uit het feit dat onlangs ook het belendende pand is aangekocht om een forse uitbreiding mogelijk te maken. Gids Maren Müller verklaart: ‘Voor literaire musea is er in Duitsland een groeiende belangstelling, niet alleen van het publiek maar ook van sponsoren.’ En dat geldt zeker ook voor dit museum dat is gewijd aan Heinrich en Thomas Mann en dat zich bevindt op de plek waar een groot gedeelte van Thomas Manns klassiek geworden debuutroman De Buddenbrooks zich afspeelt.

Onderweg ernaartoe kom ik overal posters tegen met daarop de besnorde broers boven de tekst ‘Herzensheimat, Das Lübeck von Heinrich und Thomas Mann.’ Beide schrijvers hebben de naam van hun geboortestad een andere klank gegeven. Voor tal van literatuurliefhebbers werd het een bedevaartsoord. Günter Grass ging er zelfs wonen omdat het de stad was waar Thomas Mann zijn jonge jaren sleet.

Maren Müller legt uit dat de witte barokke gevel van het Buddenbrookhuis uit 1758 eigenlijk een façade is waarachter sinds het begin van de vorige eeuw tweemaal een nieuwe werkelijkheid werd gecreëerd. Eerst gebeurde dat door Thomas Mann in De Buddenbrooks en vervolgens door de samenstellers van de vaste expositie, die de drie verdiepingen van het pand voorzagen van zuilen met foto’s en informatie over de Manns en hun werken, vitrines met boeken, audioapparatuur met opnames van de familieleden, tv-schermen waarop oude beelden te zien zijn en last but not least twee ruimtes die werden ingericht volgens beschrijvingen in de roman.

‘Heinrich en Thomas waren hier als kind vaak te gast,’ vertelt Müller. ‘Het pand was van hun grootouders. Op feestdagen kwamen hier de leden van de rijke koopmansfamilie bijeen voor uitgebreide diners.’ Van het toenmalige woonhuis is behalve de gevel enkel nog het souterrain overgebleven. In 1942 werd Lübeck gebombardeerd en daarbij ging 62 % van de historische binnenstad verloren. Wonderwel bleef de gevel van het Buddenbrookhuis overeind staan. ‘Het feit dat Thomas Mann het huis in zijn roman zo’n belangrijke rol heeft laten spelen, zorgde ervoor dat men besloot om de gevel niet omver te trekken, maar om er een nieuw pand achter te zetten,’ legt onze gids uit.

De Buddenbrooks verscheen in 1901. Aanvankelijk veroorzaakte de roman nogal wat ophef, aldus Müller. Thomas Mann beschrijft de ondergang van een Lübeckse koopmansfamilie in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het boek kan gelezen worden als een sleutelroman en het is duidelijk dat de auteur onder meer zijn eigen familie model heeft laten staan. De boekhandels in Lübeck verspreidden ‘geheime’ lijstjes waarop te lezen viel welke Lübeckers met welke personages in verband konden worden gebracht. Niet iedereen was even enthousiast over het boek waarin de rijke klasse in de Hanzestad aan de Trave op kritische wijze wordt geportretteerd. Thomas Mann zelf is in allerlei opzichten te vergelijken met Hanno Buddenbrook, het gevoelige kunstenaarstype.

Müller leidt ons langs de informatiezuilen en vertelt uitgebreid over de jeugd van Heinrich en Thomas, over de animositeit tussen de broers, over de eerste verliefdheid van Thomas op een jongentje bij hem in de klas, over de relaties met vrouwen, de migratie uit nazi-Duitsland naar Amerika en de uiteindelijke terugkeer naar Europa. Steeds refereert ze daarbij aan de werken van de broers en in het bijzonder natuurlijk aan De Buddenbrooks. Het is goed te merken dat ze veel meer weet dan ze kan vertellen. Het enthousiasme waarmee ze haar verhaal brengt en de vragen van haar gehoor beantwoordt, werkt aanstekelijk. Het slaat over op een medebezoekster die bij elke zuil haar eigen commentaren toevoegt, daarbij eveneens puttend uit een fascinerende hoeveelheid kennis van de Mannfamilie.

Uiteindelijk belanden we in de kamers die zijn ingericht als de eetkamer en de landschapskamer uit De Buddenbrooks. ‘Hier hebben we antieke spullen verzameld uit de tijd waarin de roman speelt. We hebben gekozen voor het moment waarop het huis door de familie Buddenbrook voor 87.000 mark wordt verkocht aan de rivaliserende familie Hagenström. Vandaar dat er witte lakens over de meubels zijn gedrapeerd.’ Bij sommige voorwerpen liggen kaartjes met paginanummers. Wie dat wil, kan bij de ingang van de kamers een exemplaar van de roman pakken en daarin de hier tot werkelijkheid gestolde beschrijvingen nalezen.

Men zat in de ‘landschapskamer’ op de eerste verdieping van het zeer grote oude huis in de Mengstraße, dat enige tijd geleden door de firma ‘Johann Buddenbrook’ was aangekocht en dat de familie nog niet lang bewoonde. Het sterke, elastische behangsellinnen, door een lege ruimte van de muren gescheiden, liet omvangrijke landschappen zien, van dezelfde tere kleur als het dunne tapijt dat de vloer bedekte, een idylle in de smaak van de achttiende eeuw, met vrolijke druivenplukkers, ijverige landbouwers, met aardige linten en strikken versierde schaapherderinnetjes die aan de rand van een spiegelend water propere lammeren op schoot hielden of met tedere herders kussen wisselden… Een gelige zonsondergang heerste meestal op deze afbeeldingen, waar de gele bekleding van de witgelakte meubels en de gele zijden gordijnen voor de beide vensters goed bij pasten.

Het is opvallend dat er in dit museum bijna geen spullen zijn te vinden die aan de beide broers hebben toebehoord.

In een van de vitrines ontdek ik een exemplaar van Johann Peter Eckermanns Gespräche mit Goethe in den letzten Jahren seines Lebens waarin Thomas Mann een opdracht in de vorm van een gedicht heeft geschreven voor de twee jaar jongere Ilse Martens op wie hij een oogje gehad schijnt te hebben. Verder staan er twee stoelen en twee kandelaars en een feestdrinkglas opgesteld die van de grootouders van Thomas en Heinrich zijn geweest. Als ik een lade opentrek in een van de archiefkasten valt mijn blik op de documenten van de Nobelprijs die in 1929 aan Thomas Mann werd toegekend, maar dat blijken kopieën te zijn. Maren Müller legt uit dat Thomas Manns nalatenschap in Zurich is ondergebracht terwijl dat van Heinrich Mann voor het grootste gedeelte naar het Deutsche Literaturarchiv in Marbach is gegaan.

Die middag treed ik in de voetsporen van het personage Thomas Buddenbrook. Hij heeft, als hij negentien jaar is, een vriendinnetje genaamd Anna. Zij werkt als bloemenverkoopster in de Fischergrube, een beduidend minder chique straat dan de Mengstraße. Mann beschrijft uitgebreid hoe zijn personage zich door Lübeck begeeft:

Thomas Buddenbrook liep de Mengstraße af naar de Fünfhausen. Hij vermeed het boven-om door de Breite Straße te gaan, om niet wegens de vele bekenden voortdurend met zijn hoed in de hand te moeten lopen. Met beide handen in de wijde zakken van zijn warme, donkergrijze cape stapte hij nogal in zichzelf gekeerd over de hard bevroren, kristalhelder glinsterende sneeuw, die onder zijn laarzen knarste. Hij ging zijn eigen weg, waar niemand van wist… […] Thomas liep de Fünfhausen af, hij stak de Bäckergrube dwars over en kwam door een smalle dwarsstraat in de Fischergrube. Deze straat, die evenwijdig aan de Mengstraße steil naar de Trave afhelde, volgde hij een paar passen ver naar beneden, tot hij voor een klein huis stond, een heel bescheiden bloemenwinkel met een smalle deur en armoedige uitstalkastjes, waarin een paar potten met bolgewassen naast elkaar op een groene glasplaat stonden.


Op de gevolgde route zie ik vooral dat Lübeck de historische pracht van voor de Tweede Wereldoorlog maar gedeeltelijk heeft weten te herstellen. Ik loop langs strakke twintigste-eeuwse gebouwen die af en toe worden afgewisseld door een pand dat herinnert aan het rijke verleden van de stad. Historicus Jörg Friedrich publiceerde in 2001 het boek De brand waarin hij gedetailleerd uiteenzet waarom en hoe de grote Duitse steden tijdens de oorlog werden vernietigd. Britse wetenschappers berekenden zo nauwkeurig mogelijk de brandbaarheid van Duitse huizen en hoe de bommen moesten worden afgesteld opdat ze een zo groot mogelijke vuurzee zouden veroorzaken. Het bommenwerperscommando Bomber Command werd als eerste naar Lübeck gestuurd vanwege de mooie historische binnenstad met de vele vakwerkhuizen die een wel zeer dankbaar doelwit vormden. Van Thomas Mann is een reactie op deze vernietigingsslag te beluisteren in het Buddenbrookhuis.

In een redevoering op de BBC-radio in 1942 zeg hij: ‘Het oude patriciërshuis, waarvan wordt gezegd dat het in puin ligt, was voor mij het symbool van de traditie van waaruit ik werkte. Wie niet enkel leeft met een hang naar het verleden maar ook de drang voelt om de toekomst tegemoet te treden, laat zich door dergelijk puin niet afschrikken. De ondergang van een tijdperk hoeft niet de ondergang te zijn van degene die erin is geworteld en die eraan ontsproot door het te beschrijven.’

Op de terugweg naar mijn hotel kom ik langs de school waar beide broers op hebben gezeten: het Katharineum. Het statige, neogotische gebouw bleef in de oorlog grotendeels gespaard. Het is nog steeds in gebruik als school. Als ik het schoolplein met de oude lindebomen op loop, komen me een paar leerlingen tegemoet. Ze lachen vrolijk en groeten me vriendelijk. Thomas Mann maakte vroegtijdig een einde aan zijn gymnasiale carrière. Hij moet de muren waar ik nu tegenaan kijk hebben gehaat. Ze symboliseerden de beklemming van het burgermansbestaan dat hij zo vreesde en dat hij in zijn jeugd als noodzakelijk voorland leek te moeten accepteren.


De bomen op het plein worden weerspiegeld in de hoge ramen waarachter de jonge Thomas Mann zich heeft zitten verbijten. Hier ontdekte hij dat hij anders was dan de anderen en dat hij toch echt niet geschikt was voor een bestaan als koopman. Reprimandes en slechte cijfers waren zijn deel. Hier probeerde hij zich staande te houden tussen zijn succesvolle klasgenoten die zorgeloos in het leven leken te staan en naar wie hij opkeek met een mengeling van jaloezie en afwijzing. Ik moet denken aan een gesprek tussen Hanno Buddenbrook en zijn schoolkameraad Kai:

Ze gingen wandelen op het schoolplein, en Hanno luisterde met welgevallen naar wat Kai ten beste gaf om hem zijn slechte aantekening te doen vergeten.

‘Kijk, hier is een deur, een schoolpleindeur, die staat open, daar buiten is de straat. Wat zou je ervan zeggen als we erdoor gingen om een beetje over het trottoir te drentelen? Het is pauze, we hebben nog zes minuten; en we zouden stipt op tijd terug kunnen gaan. Maar de kwestie is: het is onmogelijk. Begrijp je dat? Hier is de deur, ze staat open, er zit geen hek voor, niets, geen barrière, hier is de drempel. En toch is het onmogelijk, alleen de gedachte al is onmogelijk om ook maar één seconde naar buiten te stappen…’

Ik maak een foto. Dit is een van die plekken waarnaar ik altijd op zoek ben, denk ik. Maar dan corrigeer ik mezelf: dit is zo’n plek waaraan ik allerlei herinneringen bewaar terwijl ik er nog niet eerder ben geweest. In dit geval zijn dat herinneringen aan de tijd dat ik zelf op de middelbare school zat en ik die Duitse schrijver ontdekte die zo verbijsterend nauwkeurig wist de verwoorden hoe ik me voelde in die dagen.

Ronald Ohlsen

Thomas Mann – De Buddenbrooks (De Arbeiderspers)

Jörg Friedrich – De brand; De geallieerde bombardementen op Duitsland, 1940- 1945 (Mets & Schilt)

(foto’s © Ronald Ohlsen, Deutsches Bundesarchiv)