In de greep van Veendijk

Er bestaat in romans vaak een groot verschil tussen charismatische jongens en charismatische meisjes. Waar je er bij de eersten van uit kunt gaan dat ze na verloop van tijd egoïstische klootzakken worden, vermoeden we, natuurlijk onder invloed van de tijdgeest, dat het meisje later een eigenzinnige vrouw wordt, wijs ook en open minded. Het moet voor de meesten van ons haast wel begonnen zijn bij Pippi Langkous, die zonder ouders zelfbewust haar eigen leven vormgaf. In Eerste reserve, de debuutroman van Rijan van Leest, heet ze Neva.

Niet dat deze Neva de protagonist van het boek is, dat is de wat sukkelige Simon, aan wie de titel werd ontleend, maar haar aanwezigheid of juist afwezigheid kleurt het leven van de jongen/man, die uiteindelijk overal naast grijpt, maar toch nog een zekere revanche weet te nemen na alle narigheid die hem in de loop van de jaren is overkomen. Van Leest situeert haar roman in het in zichzelf gekeerde dorp Veendijk, waar de bepaald niet ongevaarlijke riviervisserij eeuwenlang de belangrijkste bron van inkomsten was. Dat zonen vissers werden, was geen vraag. Natuurlijk moeten de inwoners van het dorp, zelfs in recentere tijden, niet veel hebben van de wereld buiten de dorpsgrens, waar in hun gedachten onheil onvermijdelijk is. Binnen het dorp ligt alles vast, zelfs de kwajongensstreken:

De vuilnisbak naast het bankje werd jaar in jaar uit ergens in februari gemonteerd en eind november opgeblazen. In deze wintermaanden vonden sigarettenpakjes en kauwgomstrips een voorlopige rustplaats in het gras rondom het bankje. Het bendebankje.

Van Leest laat niet na de beperktheid van de dorpslevens te benadrukken, of het nu gaat om de brave taakjes van de traditionele vrouwen, het lachwekkende fanatisme als het om de twee plaatselijke amateurvoetbalclubs gaat, die zich manifesteren als ‘de groenen’ en ‘de blauwen’, of om de dubbele moraal inzake geloof en seks. Romans over benepen kleinburgerlijkheid en verkrampt geloof zijn er vele in de Nederlandse literatuur, wat dat betreft staat Eerste reserve in een traditie, maar dan komt het er op aan om er een uitzonderlijke blik op te werpen.

Van Leest laat Simon dromen van een leven buiten Veendijk, hij wil de wereld zien, maar al snel wordt duidelijk dat je je niet zo gemakkelijk losmaakt van een traditionele wereld, waar ieders leven al vanaf de geboorte lijkt vast te staan. Elders studeren ligt niet in de lijn der verwachting, ook de plek van Simon en zijn broer Thijs is dus aanvankelijk op de kotter. Neva, het vrijgevochten meisje dat haar eigenzinnigheid voor het eerst bewijst door een zak snoep te stelen in de plaatselijke winkel, wat je niet echt een vondst kunt noemen, is de kleindochter van de boekhandelaar in het dorp. Zij lijkt Simons dromen te herkennen en Simon valt voor haar uitstraling. Hij is natuurlijk niet de enige, zulke meisjes zijn zeldzaam.

Maar de zuigkracht van de dorpstradities is overal en Simon moet tenslotte het hoofd buigen, hem wacht een loopbaan in het vis fileren, terwijl Neva in Londen gaat studeren en later zelfs in Buenos Aires terecht komt. Van Leest laat het verhaal steeds heen en weer springen tussen 1998 en 2014, in het kort gezegd de periode toen nog alles mogelijk leek en de tijd van spijt. Het voorkomt niet dat Eerste reserve in de eerste plaats leest als een Veendijkse kroniek, zoals ook Simons opa ze schreef over het dorp, met talrijke verwikkelingen, die zich niet wezenlijk onderscheiden van die in om het even welk ander dorp of stadje. Dat Simon ten langen leste assertief verhaal gaat halen bij een gearriveerde jeugdvriend – ‘Doe mij maar een whisky (…) En neem er zelf ook één’ – verandert daar weinig aan.

André Keikes

Rijan van Leest – Eerste reserve. ZL7, Hank. 212 blz. € 19,95.