Laagdrempelige introductie in klassiek Afrikaanse filosofie

Het eerste deel van het boek Socrates en Òrúnmìlà, gaat over een filosoof die bij de meeste mensen een belletje doet rinkelen, Socrates, en iemand, Òrúnmìlà, waar de meeste mensen in het Westen nog niet veel over zullen weten. Het tweede deel gaat over wat de ondertitel belooft: Wat we van Afrikaanse filosofie kunnen leren. De filosofe Sophie Bósèdé Olúwé beweert dat Òrúnmìlà evenveel lof toekomt als Socrates en ze onderzoekt waarom hij die niet krijgt. Vervolgens bouwt ze vanuit de belangrijkste gedachten van Òrúnmìlà een raamwerk wat samen zou kunnen vallen met Afrikaanse filosofie en beweert ze dat we daar wat van kunnen leren.

Olúwolé schrijft erg toegankelijk en is bereid om alles rustig uit te leggen met concrete en alledaagse voorbeelden. Dat maakt het boek makkelijk te lezen, al kan de oplettende lezer denken iets al eens eerder gelezen te hebben. De introductie over wie Socrates was en wat zijn gedachten waren is misschien wat te simpel voor iemand die een boek over Afrikaanse filosofie heeft aangeschaft. Een kenmerk dat Olúwolé eruit licht is dat het in de dialogen van Plato altijd onduidelijk zal blijven of Socrates of Plato aan het woord is. Socrates heeft zelf niets opgeschreven. Hetzelfde geldt voor Òrúnmìlà die rond dezelfde tijd als Socrates in het huidige Nigeria leefde. Daar en toen was er vooral een orale traditie en werden vele wijsheden, liederen en gezegdes uit het hoofd geleerd om samen de Ifa te vormen. Generatie op generatie is de wijsheid doorgegeven en zo nodig aangepast. Er ontstond vooral een soort cultus om bij bepaalde problemen de juiste onderdelen van de Ifa te vinden, zodat het probleem opgelost kon worden.

Volgens Olúwolé is Òrúnmìlà vooral onbekend gebleven vanwege een vertaalfout. Hij werd in de vertaling de god van de wijsheid, terwijl hij een man van vlees en bloed was. Daardoor werden zijn gedachten afgedaan als primitieve religie, wat in eerste instantie ook is gebeurd met oosterse filosofie. Hier is nogal wat tegenin te brengen. Socrates heeft een groot deel van zijn faam te danken gehad aan Plato en doordat Aristoteles op Plato reageerde. In de middeleeuwen hadden ze het geluk dat islamitische filosofen Plato en Aristoteles in vertaling terugbrachten en zijn de hele middeleeuwen beïnvloed door de universaliënstrijd. Verder kwamen Plato en Aristoteles veel aan bod bij filosofiestudies. Een dergelijke kruiwagen als Plato heeft Òrúnmìlà niet gehad. De suggestie die andere filosofen doen dat iets pas filosofie is als het is opgeschreven, wordt door Olúwolé afgewezen, want volgens haar is wetenschappelijk, rationeel en kritisch denken een belangrijkere vereiste. Dat mag zo zijn, maar als iets is opgeschreven, zeker met de literaire kwaliteiten van Plato, zorgt dat voor meer bekendheid en populariteit dan wanneer dat niet gebeurt.

Zowel Socrates als Òrúnmìlà vonden dat niet-weten nastrevenswaardig was. Bij Socrates leidt dat tot het nastreven van de onveranderlijke, objectieve kennis van de Ideeënwereld, terwijl Òrúnmìlà vond dat ervaringskennis betrouwbaar was, zo lang je maar wist dat die betrouwbaarheid kon veranderen na verloop van tijd of als je van plaats veranderde. Een andere belangrijk verschil, dat hierop aansluit, is dat volgens Socrates een bewering óf waar óf onwaar is, en dat een handeling óf goed óf kwaad is. Volgens Òrúnmìlà is een bewering niet per se waar of onwaar, aangezien de objectieve ware kennis alleen aan goden voorbehouden is. Verder zijn goed en kwaad verschillende kanten van dezelfde medaille. De een zou niet zonder de ander bestaan. Hetzelfde geldt voor het onderscheid tussen vorm en materie, die Socrates (en later natuurlijk Descartes) uit elkaar trok: volgens Òrúnmìlà twee kanten van dezelfde medaille. Ook een opmerkelijk verschil is dat volgens Socrates vrouwen, vreemdelingen en slaven geen rechten zouden moeten hebben en volgens Òrúnmìlà wel. In meerdere opzichten is Òrúnmìlà daarmee moderner dan Socrates.

De vormen van monisme (er is maar één) vormen in het Westen de boventoon. Dat is volgens Olúwolé ook een oorzaak voor ons egoïsme. We maken een sterk onderscheid tussen onszelf en iemand anders, tussen man en vrouw, autochtoon en allochtoon, terwijl met een denkkader dat complementair dualisme wordt genoemd (twee delen die elkaar aanvullen) beide steeds noodzakelijk samengaan en we dus genderneutraal, afkomstneutraal en minder egoïstisch de wereld kunnen ervaren. Deze andere blik zou heel wat problemen op kunnen lossen, maar we moeten ook niet vergeten wat het monistische perspectief gebracht heeft aan wetenschappelijke vooruitgang en welvaart. Volgens Olúwolé is het complementair dualistische perspectief beter om met vluchtelingen om te gaan, en in tijden waarin kinderen van ouders worden gescheiden ben je geneigd haar te geloven. Toch is de interesse na het lezen van dit boek vooral gewekt door de Ifa-teksten, en is het te hopen dat Olúwolé die op schrift stelt, met een even heldere uitleg als in dit boek, zodat een concurrerend perspectief werkelijk op het toneel verschijnt.

Erik-Jan Hummel

Sophie Bósèdé Olúwolé – Socrates en Òrúnmìlà. Vertaald door Saskia van der Werff. Ten Have, Antwerpen. 174 blz. € 19,99.