De Maarten ’t Hart-index

Maarten ’t Hart is een echte veellezer. Ik denk dat hij wel drie of vier boeken per week leest en het bijzondere is dat hij ook nog onthoudt hoe die boeken in elkaar zitten. Ik zit op een veel lager niveau, zo’n twee boeken per week. Een gemiddelde van acht boeken per maand haal ik wel en daarmee ben ik een veellezer blijkt uit een onderzoek dat vorige week werd gepubliceerd. Wetenschapper Jeroen Dera vroeg aan docenten Nederlands in de bovenbouw hoeveel oorspronkelijk Nederlandstalige romans zij lazen. Ik vond de uitkomsten nogal schokkend, want 28,9% las 0 á 1 boek per maand en 32,5% van de docenten 1 á 2 boeken per maand. In de leeftijdscategorie tussen de 20 en 25 jaar las meer dan de helft van de docenten slechts 0 tot 1 boek per maand (dat is dus hooguit 12 boeken per jaar).

Op internet brak er meteen een discussie los over wat ‘veel’ en wat ‘weinig’ is. De gemiddelde Nederlander leest 6,1 boek per jaar, dus wat dat betreft zijn leraren Nederlands veellezers. Als je ze vergelijkt met Maarten ’t Hart dan zijn het luie lezers. Het is overigens een crime om met leraren Nederlands een discussie over getallen te voeren. Je denkt dat je helder cijfermateriaal hebt, maar dan komt er altijd iemand die zegt: ‘Moet je dan ook niet tellen hoeveel kranten iemand moet lezen.’ Of: ‘Het gaat er niet om hoeveel je leest, maar om de vraag hoe je lesgeeft.’ Dat is helemaal waar en toch geef ik de voorkeur aan een chirurg die elke werkdag opereert dan aan een chirurg die één keer per maand in een lichaam snijdt bij wijze van hobby.

Als je twee boeken per maand leest, dan heb je aan het eind van loopbaan als docent meer dan duizend boeken gelezen. Dat lijkt me genoeg om je leerlingen te kunnen adviseren, maar dan ga je net met pensioen. Vertrouw je het literatuuronderwijs toe aan een docent die in zijn leven nog geen honderd boeken heeft gelezen?

(En ja: leraren Nederlands moeten van alles: ze moeten hun digitale rijbewijs halen, ze moeten op verschillende niveaus leerstof aanbieden, ze moeten weten wat er in de wereld gebeurt, ze moeten de leerlingen bewust maken van god weet wat allemaal en ze moeten de literatuur bijhouden. En ja, dankzij de onderwijspolitieke rimram worden er veel minder eisen aan literatuuronderwijs gesteld (minimumeis havo 8 boeken, minimumeis vwo 12 boeken, historische letterkunde op het hbo: geen eis), dus waarom zouden docenten wel veel moeten lezen?)

Maarten ’t Hart zei in een interview met Vrij Nederland: ‘Beklijft er überhaupt iets in de Nederlandse literatuur? Wie leest er nog Vestdijk, Van Schendel, Emants, Van Oudshoorn? Hotz: totaal vergeten. Zoveel moois verdwijnt en dat is nu eenmaal zo.’ Het is fout veel te verwachten.

Maar toch. Tzum vroeg in een Twitterenquête hoeveel boeken een leraar Nederlands zou moeten lezen per maand. Dit was de uitslag:

Blijft over de vraag wat veel en weinig is. Alles is immers relatief. Om maar een oude grap te herhalen: één haar op je hoofd is niet veel, maar één in je soep… Wat we nodig hebben is een volstrekt objectieve meetlat. De Maarten ’t Hart-index noem ik hem.

De overheid schrijft voor dat je 30 minuten per dag moet bewegen. Laten wij nu stellen dat je ten minste 30 bladzijden per dag moet lezen. Dan kom je op gemiddeld 1 boek per week uit (dat mogen Nederlandse, vertaalde en onvertaalde romans zijn, dat mag ook een dichtbundel zijn of een toneelstuk, we doen even niet moeilijk).

Vanaf nu is dit de norm voor de leraar Nederlands in de bovenbouw.

Coen Peppelenbos

Deze column verscheen eerder in zeer verkorte vorm in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 4 augustus 2018.