Hulde aan de redactie van het Algemeen Dagblad

Enige tijd geleden ontving ik van het AD het verzoek mee te werken aan de komkommer rubriek ‘De schrijver leest’, waarbij de schrijver uit 11 vragen een keuze mocht maken. Hoeveel vragen hij beantwoordde deed niet ter zake, als hij maar binnen het bestek van 400 woorden bleef. Ik voelde mij vanzelfsprekend vereerd dat de redactie van dit illustere blad mijn naam kende en zegde toe.

De keuzevragen waren:

1. Ik lees nu… (boek en titel)
2. Het boek dat ik zelf had willen schrijven
3. In mijn jeugdjaren verslonden
4. Guilty pleasure
5. Hopeloos overschat
6. Gelezen omdat ik fan ben van…/Gelezen als fan…
7. Het boek dat ik zou willen herlezen
8. Het boek dat ik aan mijn kinderen voorlees
9. Het boek dat ik maar niet uitkrijg
10. Bij welk boek heb je heel hard gelachen!
11. Welk boek heeft je leven veranderd…

Een nogal gammel lijstje al met al, niet alleen in de formulering en raadselachtige interpunctie, maar ook in de benadering van literair werk. De toevoeging (boek en titel) bij vraag 1 lijkt me overbodig. Vraag 4 lonkt naar een bekentenis van laf leedvermaak en vraag 5 naar een bekentenis van kritische kift. De toevoeging ‘Gelezen als fan’, in vraag 6, is louter een doublure. ‘Zou willen herlezen’, in vraag 7, suggereert dat het herlezen van een boek niet zonder meer kan. Het uitroepteken aan het eind van vraag 10 moet een vraagteken zijn, evenals de drie puntjes achter vraag 11.
         Toch monter aan de slag gegaan.
        Ik selecteerde vijf vragen.

Vraag 1:
Ik maak deze zomer gedurende twee maanden een zeilreis op de Argos, een Koopmans van 32 voet, waarmee ik met mijn vriendin Antje Noordwest en de poes Loes langs de zuidkust van Engeland trek en het boek dat ik het meest ter hand neem is ongetwijfeld The Shell Channel Pilot van Tom Cunliffe, met op een eervolle tweede plaats de Reeds Nautical Almanac. Andere boeken in de boordbibliotheek zijn The strange last voyage of Donald Crowhurst, waarbij het adjectief strange beter vervangen had kunnen worden door tragic. De man die in 1968 in The Golden Globe race sjoemelde met zijn posities, maar in dit bedrog hopeloos vastliep en tenslotte in een toestand van volslagen radeloosheid overboord stapte, terwijl de trotse ingezetenen van het plaatsje Teignmouth, van waaruit hij vertrokken was, de haven al hadden versierd voor zijn triomfantelijke terugkomst.
        Dan To the river van Olivia Laing, omtrent de getijdenrivier de Ouse in het graafschap Sussex, waarin de schrijfster Virginia Woolf zich verdronk, na haar kleding met stenen te hebben verzwaard. We hebben het huis in het gehucht Rodmell bezocht, waar zij woonde met haar geliefde Leonard Woolf, en evenals zij de voettocht door de velden gemaakt, naar de plaats waar zij het op 18 april 1941 verkoos water te gaan ademhalen, om een formulering te lenen van de dichter J.B. Charles.

Vraag 2:
Het boek waaraan ikzelf graag mijn naam had willen verbinden is de roman Under the Volcano van Malcolm Lowry, aan wiens graf in het dorpje Ripe, eveneens in Sussex, ik twee jaar geleden een collegiaal waterglas Famous Grouse in één teug, in one fell swoop, achterover sloeg. Je schrijverschap in één enkel boek gestalte geven en het daarmee voor altijd bestaansrecht verlenen, komt mij voor als de ultieme uitdaging.

Vraag 8:
De boeken die ik aan mijn kinderen heb voorgelezen waren bij voorkeur van de hand van Max Velthuis. Als men kinderen vervangt door leerlingen van de tweede klas van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem, dan betreft het met vijf sterren Winnie-the-Pooh, dat ik zelfs nu, na mijn pensionering, nog zo’n beetje uit mijn hoofd ken.

Vraag 9:
Het boek dat ik maar niet uitkrijg is het onbetwistbaar literaire meesterwerk Ulysses van James Joyce, waarschijnlijk teveel van het goede, of wellicht door een te groot snob appeal.

Vraag 11:
Er zijn twee boeken die mijn leven hebben veranderd, de korte roman Bint van F. Bordewijk en de novelle Het behouden huis van W.F. Hermans, beide gelezen toen ik zeventien was. Overdonderd door taalgebruik en visie stond toen vast dat ikzelf schrijver zou worden.

*

Na toezending van mijn bijdrage – nog een toer als men niet steeds over internet kan beschikken – ontving ik de mededeling dat mijn antwoorden onbruikbaar waren, aangezien de geplande datum van publicatie een speciaal onderwijsnummer betrof, hoewel daarover in eerdere berichten met geen woord is gerept en de betreffende rubriek als titel heeft ‘De schrijver leest’ en niet ‘De leraar schrijft’.

L.H. Wiener