Rookgordijnen en dubbele bodems

Sommige auteurs schrijven boeken als IKEA-kasten, met genummerde onderdelen en een handleiding om ze stap voor stap in elkaar te zetten. De Chileen Alejandro Zambra is meer van het soort dat een ongeordende stapel planken voor je huis afzet. Het vergt wat meer inspanning van de lezer, maar je kunt er wel op rekenen dat jouw lezing uniek wordt: als je werk erop zit, heb je een meubel dat enig in zijn soort is. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat Zambra’s recentste boek, Mijn documenten, aanleiding geeft tot verwarring: sommigen beschouwen het als een verhalenbundel, anderen menen dat het als een roman kan worden gelezen.

De bewust misleidende titel, Mijn documenten, klinkt alsof Zambra wat willekeurige bestanden op zijn computer heeft verzameld. De elf hoofdstukken, korte verhalen of fragmenten in dit boek vertonen echter wel degelijk een zekere samenhang: ondanks de wisselende personages en vertelstandpunten gaat het veelal om scènes uit het leven van gefictionaliseerde, Chileense protagonisten die een aantal autobiografische overeenkomsten vertonen met Zambra, maar niet volledig met hem samenvallen en opgroeiden aan het einde van de vorige eeuw onder de dictatuur van Pinochet. Zo’n scène kan worden opgehangen aan een in 2000 aangeschafte pc die aanleiding geeft tot spanningen tussen hoofdpersoon Max en zijn vriendin Claudia, tot het ding eindigt in de kelder van Max’ zoon Sebastián, aan het nachtwerk als telefonist dat een ik-figuur in 1998 uitoefende toen Pinochet op bevel van de Spaanse rechter Garzón onder huisarrest werd geplaatst in Londen enzovoort. Het doet er eigenlijk niet toe, Zambra is in staat om een heel universum te creëren rond het banaalste gebruiksvoorwerp of het meest futiele voorval.

Telkens gaat het om dromerig, melancholisch meanderend proza van een schrijver die niet voor de rechte lijn gaat, maar liever voor zijpaadjes kiest, zelfs wanneer het risico dreigt dat die doodlopen. In het titelverhaal (nou ja) Mijn documenten gaat Zambra bijvoorbeeld heel associatief te werk: het geroffel van een schrijfmachine evoceert militaire marsen, die op hun beurt naar fanfares, de muziekvoorkeuren van de moeder, vliegerwedstrijden enzovoort leiden. Her en der laat Zambra wel herkenningspunten achter. De militaire dictatuur wordt zelden expliciet benoemd, maar is op de achtergrond aanwezig in Zambra’s ‘wereld waar de stilte en het wantrouwen prevaleerden’. Dergelijke indirecte verwijzingen zijn legio. Via een omweg schrijft Zambra over zijn ervaringen in een conservatief, katholiek land waar abortus bijvoorbeeld nog maar enkele jaren geleden is gelegaliseerd. En bij monde van een ik-figuur geeft hij met mondjesmaat een literatuuropvatting prijs die volledig haaks staat op de schijnbare achteloosheid waarmee dit boek is samengesteld en geschreven: ‘Ik heb in ieder geval nooit meer mijn hoofd gebroken over het bestaan van God, misschien omdat ik vanaf dan op een naïeve, intense en absolute manier begon te geloven in de literatuur.’ Elders klinkt dan weer de twijfel: ‘Ik overweeg dit bestand te sluiten en het voor altijd in de map Mijn Documenten te laten staan. Maar ik ga dit publiceren, ik wil het doen, zelfs al is het nog niet af, zelfs al is het onmogelijk het af te ronden.’

In ‘Instituto Nacional’ worden herinneringen opgehaald aan een prestigieuze middelbare school, waar het lerarenkorps bestond uit een ‘stelletje echte klootzakken’: ‘Het waren wrede, middelmatige docenten. Gefrustreerde, stupide personen. Volgzame pinochettisten.’ Lichtpunt in de duisternis is ‘nummer 34’, een zittenblijver die wat kleur in het leven brengt: ‘We huiverden iedere keer wanneer nummer 34 tijdens de les blijk gaf van zijn onbetwistbare intelligentie.’ Op een dag wordt een bericht op het schoolbord achtergelaten dat doet denken aan de meerkeuzevragen uit Zambra’s eerdere werk Begrijpend lezen:

Augusto Pinochet is
a) Een vuile teringlijer
b) Een tyfushond
c) Een imbeciel
d) Een idioot
e) Alle voorgaande antwoorden

Verder in het verhaal somt Zambra ‘voor de vuist weg’ een reeks ‘onsamenhangende’ herinneringen op, telkens voorafgegaan door de woorden ‘Ik herinner me’ (‘Ik herinner me de lijst met de presidenten van Chili die op onze school hadden gezeten. Ik herinner me hoe ze, wanneer die lijst werd opgezegd, Salvador Allende oversloegen.’)

Zambra zet de lezer altijd op het verkeerde been met verhalen die op het eerste gezicht ongedwongen, nonchalant, haast banaal aandoen, maar bij nader inzien gelaagd en ingenieus geconstrueerd blijken te zijn. Een goed voorbeeld is ‘Ik was een verdomd goeie roker’, waarin de ik-figuur stopt met roken: ‘Ik rookte natuurlijk, vloeiend, met genot. Met een enorme elegantie. Met passie.’ Het duurt even, maar uiteindelijk begint het te dagen dat Zambra een rookgordijn optrekt waar de actieve lezer even doorheen moet: ‘Misschien is dat wel waar de literaire theoretici aan refereren als ze het hebben over actieve lezers, een lezer die lijdt wanneer de personages lijden, blij wordt van hun blijdschap en rookt wanneer zij roken.’ Zambra doet zijn reputatie als een van de interessantste hedendaagse Zuid-Amerikaanse schrijvers weer eer aan.

Daan Pieters

Alejandro Zambra – Mijn documenten. Uit het Spaans vertaald door Luc de Rooy. Karaat, Amsterdam, 2018. 240 blz. € 19,90.