Rouwen is egoïstisch

Op dit moment heb ik 1.298 Facebookvrienden, 1.540 volgers op Twitter en nog 442 volgers op Instagram. Op mijn verjaardag nodig ik nooit meer dan twintig vrienden uit. Een stuk of zes mensen behoren tot de vrienden die het meest dichtbij staan. Vrienden die alles van je weten, en andersom. Daar zijn er de afgelopen negen maanden twee van overleden.

Het is misschien niet de meest chique gedachte, maar rouwen heeft een sterk egoïstische kant. Met het overlijden van iemand verdwijnt de geschiedenis die je samen had. Die geschiedenis is nu van mij alleen; ik kan er mee doen wat ik wil, de ander kan die niet meer corrigeren of aanvullen, laat staan delen. Ik vind het bewonderenswaardig dat mensen alleen naar theater gaan, alleen uit eten gaan, alleen op reis gaan, maar ik kan het niet, omdat het meest wezenlijke onderdeel daarvan in mijn ogen ontbreekt: dat je samen iets ervaart. Maar dat betekent ook dat je nu een gedeelde herinnering is ontnomen, dat jullie verhalen verweesd verder moeten.

Ik kan vertellen over het theaterspektakel Het Pauperparadijs, over het verhaal, over de goede acteurs, over de mooie figuranten, over het decor. Maar in mijn hoofd is het een avond waar ik met Diane was. Dat deze voorstelling haar verjaardagscadeau voor mij was. Dat we eerst dineerden (op de foto hierboven zie je de menukaart, maar daarachter zat zij – jij ziet wat niet op de foto staat), dat we kussentjes hadden meegenomen om op te zitten tijdens die lange zit op de harde bankjes van de tribune. Dat ze links van mij zat. Dat de chirurg die mij een paar maanden daarvoor geopereerd had voor ons langs liep, dat we zaten te dollen met de toeschouwers om ons heen, dat we na afloop heel lang in de file op de parkeerplaats hebben gestaan en dat we veel lol hadden met de anderen die daar ook moesten wachten. Dat ik door Diane voor de deur werd afgezet en dat we afspraken dat we dit soort dingen veel vaker moesten doen.

Ik kan vertellen over de reis naar Zürich met Corrie, wat achteraf onze laatste reis zou blijken te zijn, en ik kan vertellen over de grote kunstenaars die we hebben gezien in die prachtige musea. Maar in mijn hoofd is het ook het drinken van een kop koffie met een Sambuca na het eten op het terrasje van Platzhirsch tegenover ons hotel. We hadden een neusje voor gay-friendly etablissementen. We genoten van de mensen om ons heen, raadden welke relationele dwarsverbanden ertussen zaten. We namen nog maar een Sambuca, maar dan zonder koffie. Op de laatste ochtend voor ons vertrek nam ik vanuit mijn hotelkamerraam een foto van Corrie die op het plein haar eerste sigaret zat te roken. Even later was ze verdwenen. Op de terugreis bleek dat ze de mooie, vrolijke ober van Platzhirsch had gevraagd te poseren voor een foto. Speciaal voor mij. Dat we elkaar standaard een kaartje stuurden met daarop de boodschap: volgend jaar weer.

Allemaal verhalen waar een ander niets aan heeft, ook de lezer van deze column niet. Het zijn die duizenden en duizenden onnozele zijlijnen in je leven waarop je niet meer kunt terugvallen met een ander en het is net of je weerlozer in het leven staat omdat al die verhalen ook een buffer vormden, al zou ik niet weten waartegen. Je hebt een bibliotheek en ineens ontbreken er duizend boeken.

Coen Peppelenbos