Het zijn grote woorden die emeritus hoogleraar Handschriftenkunde van de Islamitische wereld en oud-collega van Frans Kellendonk uit de Leidse universiteitsbibliotheek Jan Just Witkam gebruikt bij zijn recensie van de Kellendonkbiografie van Jaap Goedegebuure.

In 2008 verscheen de door André Bouwman en Ernst Braches vervaardigde inventaris van het Kellendonk-archief met een keurige en complete bibliografie van het gepubliceerde werk. Wie het leest heeft in één keer een goed overzicht. Meer nog dan bij Goedegebuure wordt dan duidelijk hoe veelzijdig Kellendonk was en hoeveel werk hij in zijn korte leven heeft verzet.

Goedegebuure citeert wel veel stukken uit dat archief, maar nergens vermeldt hij dit onmisbare overzicht van Bouwman en Braches. Ik noem dat gappen – in academia bestaat daar het deftige woord plagiaat voor. Hier is de hele structuur van een boek stilletjes en zonder bronvermelding overgenomen.

Lees het hele stuk van Witkam, die niet veel meer op heeft met de academische wereld (‘Ik herinner mij de lichte schok die ik onderging toen ik opeens besefte hoeveel mensen om mij heen hun beroepskeuze hadden laten bepalen door hun handicap.’) op de site van Mare.

Witkam komt op twee bladzijden voor in de Kellendonkbiografie omdat een figuur uit Letter en geest naar hem gemodelleerd is. Witkam zei eerder in Mare dat hij zich niet in de figuur Krijtkamp uit Letter en geest herkende. Ofschoon Goedegebuure juist die passage citeert, zegt Witkam nu dat Goedegebuure een ‘neerlandicus [is] die zich van een houtenklazenstijl bedient, de literatuurwetenschapper die denkt dat een roman de werkelijkheid beschrijft.’